3.6.
De politie heeft tijdens het onderzoek in januari 2013 belanghebbende, [B] en [C] gehoord.
3.7.1.
Belanghebbende is van 15 tot en met 17 januari 2013 driemaal verhoord door de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
Op 15 januari 2013:
- Hij heeft een bijstandsuitkering van € 1.100 netto per maand waarvan hij moeilijk kan rondkomen.
- Hij had geen weet van de aanwezigheid van het geld toen de politie binnenviel.
- Zijn vrouw en zijn zoon vertelden hem tijdens de huiszoeking dat het geld aanwezig was.
- Zijn zoon wilde een sigarenzaak in de buurt overnemen en heeft gezorgd dat het geld in huis kwam.
- Het geld was door de zoon geleend van zus (ad € 7.000) en het restant (ad € 52.150) had de zoon met name geleend van belanghebbendes schoonzoon.
- Zijn schoonzoon heeft een goede baan; hij zal het geld verdiend hebben met werken en sparen.
- Hij heeft niet met zijn schoonzoon gesproken over het geleende geld; dat is iets tussen zijn zoon en zijn schoonzoon.
- Een week voor de inval op 25 september 2012 heeft zijn zoon belanghebbende verteld dat hij een sigarenzaak over wilde nemen, dat hij zelf € 30.000 aan spaargeld had en de rest van het geld bij anderen wilde lenen.
- Zijn zoon woont alleen in [Z] en vond het daarom gevaarlijk om het geld in zijn eigen woning te bewaren.
- Zijn zoon heeft het geld waarschijnlijk niet op de bank gezet omdat hij contant krijgt uitbetaald van zijn oom (en werkgever).
- Zijn zoon werkt in een coffeeshop.
- Hij weet niet waarom de zoon tegen de politie heeft gezegd dat het inbeslaggenomen geld afkomstig was van een coffeeshop.
- Op de opmerking en vragen van de politie waarin de tapgesprekken worden gerelateerd aan de handel in drugs, geeft hij geen antwoord en beroept hij zich op het zwijgrecht.
3.7.2.
[B] heeft tijdens zijn verhoor op 22 januari 2013 het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
- Het inbeslaggenomen geld is van hem. Het was een bedrag van € 59.150.
- Daarvan was € 45.000 geleend van [C] , zijn zwager; ongeveer € 14.000 heeft hij zelf gespaard.
- Hij heeft plannen om voor zichzelf te beginnen. Echt concreet zijn deze plannen nog niet, hij heeft gekeken naar een tabakswinkel/internetwinkel/belhuis in de buurt maar is zich nog aan het oriënteren.
- Het geld heeft hij in bewaring gegeven aan belanghebbende.
- Hij werkt al 4 jaar lang bij Coffeeshop [D] en verdient daar € 1.000 per maand netto. Van dat geld heeft hij € 14.000 gespaard. Verder heeft hij geen inkomsten.
- Hij woont bij zijn oom en hoeft niet bij te dragen in de kosten van diens huishouding.
- Hij heeft het bedrag van € 45.000 geleend in mei 2012. Dat geld heeft hij gekregen bij zijn ouders thuis.
- Hij heeft een paar maanden voor mei 2012 om het geld gevraagd.
- Het is bij Marokkanen heel normaal dat ze geld niet op de bank laten staan. Hun geloof staat hun niet toe rente te ontvangen.
- Hij en zijn zwager hebben in eerste instantie niets van de lening vastgelegd; het was een mondelinge overeenkomst. Pas later, in augustus 2012, wilde zijn zwager een vastlegging van de overeenkomst hebben. Dit is gebeurd in de vorm van een schriftelijk contract.
- Daarnaast is een verklaring voor de bewaring van het geld door zijn ouders opgesteld.
- Hoe het geld verpakt was weet hij niet. Hij heeft het geld bij zijn ouders thuis gelegd. Hij weet niet precies meer waar.
- Zijn eerdere verklaring tijdens de huiszoeking dat het geld deels zijn eigendom was en deels afkomstig was van de eigenaar van de coffeeshop waar hij werkt, berust op een misverstand.
- Hij heeft het geld al in mei 2012 ontvangen; op 30 augustus 2012 is de overeenkomst van geldlening opgesteld.
- Op 3 oktober 2012 heeft hij een verklaring ondertekend waaruit blijkt dat hij het geld heeft geleend om een eigen onderneming te starten. Hij weet niet of deze overeenkomst ook zou zijn opgemaakt als de politie het geld niet in beslag had genomen.
3.7.3.
[C] heeft tijdens zijn verhoor op 25 januari 2013 het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
- Hij heeft [B] € 45.000 geleend.
- Hij is getrouwd met de zus van [B] .
- Hij werkt als juridisch medewerker bij de Gemeente [Z] . Hij verdient daar rond € 2.000 per maand netto.
- Hij heeft 2 kinderen. Zijn vrouw heeft in verband met ziekte een uitkering.
- Hij heeft verder geen vermogen en ook geen onroerend goed.
- Hij heeft geen spaarrekening, hij heeft eigenlijk altijd zijn geld opgenomen en thuis gespaard.
- Zijn vaste lasten zijn ongeveer € 1.000 per maand.
- Hij heeft nog een lening aan de bank van € 15.000, hiervan lost hij € 225 per maand af.
- Deze lening wenste hij niet af te lossen met de geldsom van € 45.000.
- De overdracht van het geld vond plaats bij de ouders van [B] . Er waren geen andere mensen bij.
- De overeenkomst is later gemaakt omdat hij achteraf besefte dat het zwart op wit moest staan, vanwege de duidelijkheid.
- Hij heeft het contract opgesteld.
- De verklaring omtrent thuis sparen (door hem ondertekend op 1 oktober 2012) is niet voor een specifiek doel opgesteld. Hij heeft deze verklaring zelf opgesteld.
- Op de vraag of de verklaring in verband met beslagname is opgesteld antwoordt hij dat hij alleen weet dat hij geld aan [B] heeft uitgeleend.
In een proces-verbaal van bevindingen van de politie wordt gesteld dat [C] diverse keren van zijn eigen verklaringen terugkwam en een gespannen indruk maakte.
3.7.4.
In het relaas proces-verbaal van de politie staan verder de volgende bevindingen:
- Uit tapgesprekken zou kunnen blijken dat belanghebbende een afnemer was van verdovende middelen en deze vermoedelijk verder verhandelde om daarmee geld te genereren in samenwerking met de familie [E] (relatie via een schoonzoon van belanghebbende).
- De politie vond het opvallend dat de aangetroffen hoeveelheid contact geld niet veilig was opgeborgen, doch werd aangetroffen in meerdere bundels in een vuilniszak onder een bed en een bundel omwikkeld met elastiek in een kast onder de kleding.
- Op het moment van de inval was [B] aanwezig. Hij vertelde dat € 25.000 à € 30.000 in de slaapkamer aanwezig zou zijn en dat het geld van hem was en voor een deel toebehoorde aan de eigenaar van de coffeeshop waar hij werkzaam was.
- De advocaat van belanghebbende (mr. [F] ) heeft schriftelijk verzocht om teruggave van de geldsom. Hij stelt in zijn brief van 15 oktober 2012 dat € 45.000 toebehoort aan de zoon [B] en dat het restant van ongeveer € 14.000 toebehoort aan belanghebbende. Dit heeft hij later gecorrigeerd door schriftelijk aan Rechtbank Gelderland kenbaar te maken dat ook het bedrag van € 14.000 toebehoorde aan de zoon omdat de zoon het voornemen had om met dat geld een eigen zaak te beginnen. Verder stelt de advocaat dat belanghebbende en zoon om godsdienstige redenen de geldbedragen niet op de bank lieten staan, doch ervoor kozen om het geld in huis te bewaren. Bij de brief van de advocaat zijn diverse bijlagen gevoegd waaronder de hiervoor onder 3.5 genoemde verklaringen.
- De politie stelt dat uit de aangetroffen bankbescheiden en banktransacties zou kunnen blijken dat belanghebbende niet door godsdienstige redenen gehinderd werd om gelden op een bankrekening te plaatsen en te laten staan.
Samenvattend concludeert de politie dat belanghebbende betrokken zou kunnen zijn bij drugshandel en dat de aangetroffen geldsom in de woning van belanghebbende in relatie zou kunnen staan met deze handel. De lening en de daaraan gerelateerde (schriftelijke) verklaringen lijken onderdeel te zijn van een papieren leenconstructie waarmee de werkelijke herkomst van het inbeslaggenomen geld wordt versluierd.
3.8.
De Rechtbank Gelderland heeft bij vonnis van 13 augustus 2013, nr. 05/780005-13, belanghebbende veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur wegens witwassen. De rechtbank acht bewezen dat belanghebbende zich heeft bezig gehouden met drugshandel en dat de bij de huiszoeking aangetroffen gelden inkomsten waren uit die drugshandel. Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld. In het vonnis is – voor zover van belang – het volgende overwogen:
“De rechtbank concludeert dat voornoemde tapgesprekken - waarin verdachte telkens één van de bellers is - naar algemene ervaringsregels alle kenmerken bevat van betrokkenheid bij de handel in drugs. Er is sprake van versluierd taalgebruik als 'kop', 'munt(bladeren)', 'dingen afgeven/brengen/halen', 'dinges' en woorden worden vervangen door 'eeeh'. Er wordt gesproken over het halen en brengen van zaken en het op bepaalde tijdstippen bij iemand moet zijn. Er is door de verdediging geen aannemelijke andere gegeven voor voornoemde tapgesprekken. Het enkel benoemen dat de versluierde woorden ook een andere betekenis zouden kunnen hebben, is hiertoe onvoldoende.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel. Verdachte leefde van een bijstandsuitkering. Hij heeft deze uitkering al sinds hij is afgekeurd en heeft de afgelopen jaren geen andere legale inkomstenbron gehad. De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat het bij verdachte aangetroffen bedrag afkomstig was van enig misdrijf, te weten van de deelname van verdachte aan handel in drugs.
Verdachte had in zijn huis in [Z] in totaal een bedrag van € 59.150,- onder zich. Hij heeft geprobeerd de werkelijke aard, herkomst, vervreemding en vindplaats verborgen te houden en te verhullen door de pakketjes op verschillende plaatsen te leggen. Voorts hebben verdachte en zijn zoon om de werkelijke aard en herkomst van het geld te verhullen op 15 mei 2012 een misleidende verklaring van bewaarstelling opgemaakt. Omtrent de herkomst en de eigendom van het geld hebben de zoon van verdachte en [C] vervolgens op 30 augustus 2012 een misleidende overeenkomst opgesteld. Gelet op hetgeen omtrent de - naar thans blijkt geheel verzonnen - overdracht van het geld in mei 2012 door de zoon van verdachte en Tarik is verklaard, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte op de hoogte was van het samenweefsel van verdichtsels dat door hen hieromtrent is gemaakt. Vanaf het moment dat de politie het geld aantrof heeft verdachte bovendien gepoogd het door hem - met medewerking van anderen - gecreëerde rookgordijn te handhaven om te verbergen wie de rechthebbende op de geldbedragen was. Door en namens verdachte zijn verschillende verklaringen afgelegd en is een door hem ondertekende schriftelijke verklaring overgelegd die strijdig waren met de eerder afgelegde verklaringen. Dit gedrag van verdachte sterkt de overtuiging dat hij derhalve niet slechts het geld onder zich gehouden, maar ook dat hij daadwerkelijk verbergende en verhullende handelingen heeft verricht om de vindplaats en de criminele herkomst van het geld te verhullen.”