GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.196.011/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: C/09/508927 / KG ZA 16-454
Arrest van 6 december 2016
B. Braun Melsungen AG, gevestigd te Melsungen, Duitsland,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het ontvankelijkheidsincident,
hierna te noemen: B. Braun,
advocaat: mr. W.E. Pors te Den Haag,
1. Becton Dickinson B.V., gevestigd te Breda,
2. Becton Dickinson Infusion Therapy B.V., gevestigd te Bilthoven, gemeente De Bilt,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het ontvankelijkheidsincident,
hierna te noemen: Becton c.s.,
advocaat: mr. R.E. Ebbink te Amsterdam.
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep
13. B. Braun stelt dat zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld, althans in ieder geval ontvankelijk is. Daartoe voert zij het volgende aan.
- Op grond van artikel 63 Rv kon de dagvaarding worden betekend aan het kantoor van de advocaten van Becton c.s. Deze advocaten hebben de appeldagvaarding binnen de appeltermijn ontvangen. Zij ontvingen immers een kopie van de e‑mail van 11 juli 2016 waarbij de dagvaarding aan het hof werd gezonden.
-
De appeldagvaarding is conform de instructie van het hof op 20 juli 2016, vijf dagen na het verstrijken van de appeltermijn, betekend. Becton c.s. is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
-
Niet-ontvankelijkverklaring zou disproportioneel zijn.
-
In HR 28 november 2003, NJ 2005/465, HR 27 mei 2011, NJ 2012/625 en HR 3 oktober 2014, NJ 2016/89 heeft de Hoge Raad uitzonderingen toegelaten op het uitgangspunt dat de appeltermijn strikt moet worden gehandhaafd.
- Volgens artikel 343 jo. artikel 111 en artikel 112 (nieuw) Rv wordt naar komend recht het hoger beroep ingesteld door indiening van een procesinleiding waarna appellant het van de griffier verkregen oproepingsbericht pas binnen twee weken daarna bij geïntimeerde hoeft te bezorgen, waarbij hij vrij is om de wijze van bezorging te kiezen. In het onderhavige geval gaf de griffier zijn instructie (het oproepingsbericht onder nieuw recht) op 12 juli 2016 en werd betekend op 20 juli 2016 (dus ruim binnen de twee weken van artikel 112 (nieuw) Rv).
-
B. Braun ontleent recht op bescherming aan artikel 4 en artikel 7 lid 2 EEX-Verordening. Derhalve is artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van toepassing en heeft B. Braun tegenover de Nederlandse Staat en daarmee ook tegenover de Nederlandse rechterlijke macht recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Onverkorte hantering van het strikte uitgangspunt naar Nederlands recht met betrekking tot de appeltermijn zou B. Braun een doeltreffende voorziening onthouden en dat nog wel op een moment dat de wetgever heeft besloten tot een wetswijziging die tot gevolg zal hebben dat B. Braun zeker ontvankelijk zou zijn. Niet-ontvankelijkheid is derhalve in strijd met het Unierecht.
14. Naar het oordeel van het hof zijn in de onderhavige zaak geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die rechtvaardigen dat een uitzondering wordt gemaakt op de strikt te handhaven appeltermijn van artikel 339 lid 2 Rv. Vast staat dat B. Braun ruim voor het verstrijken van de appeltermijn bekend was met het vonnis. Gesteld noch gebleken is dat er aan de zijde van B. Braun een beletsel heeft bestaan om de appeldagvaarding tijdig te doen betekenen. Noch de belangen van partijen, noch een relatief geringe termijnoverschrijding, noch deze omstandigheden tezamen, rechtvaardigen dat een uitzondering wordt gemaakt op de strikte regels inzake rechtsmiddeltermijnen (HR 21 februari 2014, NJ 2014/131).
14. Het toezenden van een concept van een appeldagvaarding aan de advocaten van Becton c.s. en aan het hof kan niet gelijk worden gesteld aan betekening noch aan het indienen van een procesinleiding in de zin van de nog niet in werking getreden artikelen 343 jo. artikel 111 en artikel 112 (nieuw) Rv zo op die bepalingen al geanticipeerd zou kunnen worden. In het belang van een goede rechtspleging dient ook omtrent het instellen van een rechtsmiddel duidelijkheid te bestaan. Met dat uitgangspunt verdraagt zich niet dat zonder redelijke grond wordt afgeweken van de voorschriften die de wet stelt omtrent de wijze van het instellen van een rechtsmiddel.
14. De stelling dat B. Braun bij onverkorte toepassing van de appeltermijn een doeltreffende voorziening wordt onthouden, faalt aangezien B. Braun voldoende gelegenheid heeft gehad om hoger beroep in te stellen.
14. Voor zover B. Braun zou willen stellen dat het hof haar heeft geïnstrueerd de appeldagvaarding op 20 juli 2016 te betekenen, faalt die stelling. Het hof heeft een dergelijke instructie niet gegeven. B. Braun heeft de griffier van het hof op 11 juli 2016 meegedeeld dat de appeldagvaarding op 20 juli 2016 al betekend zou kunnen worden. Het behoort in een dergelijk geval niet tot de taak van de rechter of de griffier noch is het hun toegestaan om de advocaat te wijzen op de appeltermijn.
14. Het aanbod van B. Braun (akte van 2 augustus 2016, nr. 45) het feit te bewijzen dat onder 7. reeds als vaststaand is aangenomen, is niet ter zake dienend.
14. De slotsom is dat B. Braun niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en in de kosten zal worden veroordeeld. Becton c.s. vordert veroordeling van B. Braun in de kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. De kosten gemaakt van 6 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 (€ 28.795,-, prod. B. Becton c.s., blad 2-4) worden aangemerkt als voorbereidende werkzaamheden die betrekking hebben op geschilpunten die onder het bereik van artikel 1019h Rv vallen. De kosten die na 15 juli 2016 zijn gemaakt (honorarium en vertaalkosten), betreffen de ontvankelijkheidsvraag vanwege de termijnoverschrijding en de vaststelling van de omvang van de kosten. Deze kosten vallen niet onder het bereik van artikel 1019h Rv en worden begroot met toepassing van het liquidatietarief (HR 11 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:390 en HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR: 2016:1087) op € 2.235,- (2,5 punt aan tarief II).
Beslissing
- verklaart B. Braun niet-ontvankelijk;
- veroordeelt B. Braun in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Becton c.s. bepaald op € 718,- aan griffierecht en op € 31.030,- aan salaris voor de advocaat;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E.H.M. Pinckaers, E.J. van Sandick en M.M. Olthof en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.