Naar het oordeel van het Hof kan onder de gegeven omstandigheden niet aan belanghebbende worden tegengeworpen dat zijn gemachtigde niet binnen de door de heffingsambtenaar gestelde termijn heeft verklaard dat hij gebruik wilde maken van het recht te worden gehoord. Bij dit oordeel neemt het Hof het volgende in aanmerking:
(i) de gemachtigde heeft de heffingsambtenaar met inachtneming van artikel 25, lid 1 van de Awr in het bezwaarschrift verzocht te worden gehoord in geval de heffingsambtenaar voornemens zou zijn het bezwaar ongegrond te verklaren;
(ii) de heffingsambtenaar heeft de gemachtigde bij de onder 3.2 aangehaalde brief, zonder hem het voornemen tot (gedeeltelijke) afwijzing van het bezwaar kenbaar te maken, de alsdan zuiver retorische vraag – het antwoord op de vraag was de heffingsambtenaar immers al uit het bezwaarschrift bekend – gesteld of hij gehoord wilde worden;
(iii) de heffingsambtenaar heeft voor de beantwoording van deze vraag een termijn van twee weken gesteld die begon en eindigde in vakantietijd;
(iv) de gemachtigde heeft, nadat hij van de onder (ii) vermelde vraag van de heffingsambtenaar had kennisgenomen, op 3 september 2014 getracht een afspraak voor een hoorgesprek te maken;
(v) de gemachtigde is toen meegedeeld dat de behandelaar pas op 4 september 2014 aanwezig zou zijn;
(vi) belanghebbende heeft gesteld en het Hof acht, mede gelet op de onder 3.5 geciteerde e-mail van belanghebbende aan de heffingsambtenaar, aannemelijk dat de behandelaar op 4 september 2014 de gemachtigde heeft medegedeeld dat de uitspraken op bezwaar al waren vastgesteld en nog diezelfde dag (4 september) zijn of worden aangeboden voor verzending, alsmede dat de behandelaar niet bereid was de verzending tegen te houden om een hoorgesprek mogelijk te maken. De door de heffingsambtenaar eerst ter zitting van het Hof naar voren gebrachte afwijkende weergave van de gang van zaken begin september 2014, waaronder de stelling dat de uitspraak op bezwaar al op 3 september ter post was bezorgd, brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Het had dan voor de hand gelegen dat hij op e-mail van de gemachtigde van 4 september 2014 had gereageerd om de onjuistheden die de e-mail zijns inziens bevat, recht te zetten.