De verdere beoordeling van het hoger beroep
1. Ook hier verwijst het hof naar het tussenarrest van 9 mei 2017, bij de inhoud waarvan het blijft. [geïntimeerde] werd daarbij alsnog in de gelegenheid gesteld haar verweer tegen de gevorderde schadevergoeding aan te vullen.
2. Woonstad heeft op grond van art. 6:104 BW als schadevergoeding afdracht gevorderd van het bedrag dat [geïntimeerde] volgens haar aan winst heeft gemaakt. [geïntimeerde] heeft niet weersproken dat haar winst aan Woonstad toekomt. Haar verweer beperkt zich tot de hoogte van het gevorderde bedrag.
3. Het gevorderde bedrag van € 4.960, dat Woonstad heeft onderbouwd door middel van een opgave met een berekening, bestaat uit een component verhuringen ad € 4.120,- en een component schoonmaakkosten ad € 840,-. Het bedrag van de verhuringen is gebaseerd op 42 verhuringen van in totaal 52 nachten ad € 69,- per nacht voor twee personen en vanaf de derde persoon € 20,- extra. Daarbij is eenmaal een verhuring van een week gesteld op € 375,-vermeerderd met 7 x 2 x € 20,-, dus € 655,-. Daarnaast is Woonstad uitgegaan van 42 x schoonmaakkosten ad € 20.-, totaal € 840,-. Woonstad heeft een en ander gebaseerd op de gegevens die zij op de website van Airbnb waarnam.
4. [geïntimeerde] voert terecht aan dat de door Woonstad meegerekende schoonmaakkosten van totaal € 840 een vergoeding voor het schoonmaken vormen en niet voor het verblijf. De schoonmaakkosten gelden niet als winst die [geïntimeerde] heeft genoten en zij hoeft deze kosten niet aan Woonstad af te dragen.
5. Ten aanzien van het bedrag van € 4.120,- voor de verhuringen geldt het volgende.
[geïntimeerde] heeft reeds bij conclusie van antwoord gesteld dat zij half januari 2014 is begonnen met de verhuur en dat zij aanvankelijk € 59,- per nacht rekende. Woonstad heeft dat niet bestreden.
Het hof gaat ervan uit dat [geïntimeerde], die stelt pas vanaf half april 2014 € 69,- per nacht te berekenen, de eerste drie maanden € 59,- per nacht ontving en daarna € 69,-. De verhuringen zijn doorgegaan tot en met november. Schattenderwijs heeft een derde van de verhuringen tegen € 59,- en tweederde tegen € 69,- per nacht plaatsgevonden. Aangezien één verhuring een week ad € 655,- betrof, resteren van de 52 nachten 45 nachten, waarvan 15 op € 59,- en 30 op € 69,- per nacht gesteld zullen worden.
Dit betekent dat een bedrag van € 150,- in mindering zal worden gebracht op het door Woonstad becijferde bedrag van € 4.120,- dat [geïntimeerde] voor het verblijf van haar gasten zou hebben ontvangen. Nu [geïntimeerde] de door Woonstad aan dit bedrag ten grondslag gelegde gegevens voor het overige niet heeft betwist, stelt het hof het door [geïntimeerde] ontvangen bedrag voor het verblijf van haar gasten op € 3.970,-.
6. [geïntimeerde] voert terecht aan dat een aantal kosten daarop in mindering moet worden gebracht. Volgens haar brengt Airbnb een bedrag van € 3,- per nacht in rekening. Dat bedrag zal in mindering worden gebracht, dat betekent in totaal 52 x € 3 ,- = € 156,-.
7. Voorts stelt [geïntimeerde] de kosten van nutsvoorzieningen op € 5,-, van voorzieningen voor persoonlijke voorziening als wc-papier, shampoo en douchegel op € 2,-, gebruik van levensmiddelen als olijfolie, suiker, koffie, thee en kruiden op € 3,- en de inbreuk op haar privacy op € 15,-, alles telkens per persoon per nacht, aldus € 25,- per persoon per nacht.
8. Op zich acht het hof aannemelijk dat het verblijf van de gasten voor [geïntimeerde] telkens ook kosten met zich meebracht. Bij gebreke van enige verdere onderbouwing stelt het hof de vergoeding die haar daarvoor toekomt ex aequo et bono op € 8,- per persoon per nacht. Aan de hand van meergenoemde opgave van Woonstad komt het hof daarmee op een vergoeding van 122 x € 8,- = € 976,-.
9. Het hof volgt [geïntimeerde] echter niet in haar wens om haar maandelijkse huurbetaling aan Woonstad als kostenpost in rekening te brengen.
10. Het voorgaande betekent dat aan Woonstad als schadevergoeding een bedrag van
(€ 3.970 - € 156 - € 976 =) € 2.838,- zal worden toegewezen.
11. De slotsom is, dat Woonstad, hoewel zij een aantal grieven terecht heeft opgeworpen, geen succes heeft met het hoger beroep voor zover zij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde vorderde. In zoverre wordt het vonnis bekrachtigd. Woonstad krijgt wel een schadevergoeding toegewezen van € 2.838,-. Aangezien zij die vordering voor het eerst in hoger beroep heeft ingesteld, zal het hof de proceskostenveroordeling van de eerste aanleg in stand laten. Omdat partijen in het hoger beroep over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.