2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 september 2016, gehouden te Den Haag. De Directeur is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.3.
Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 11 augustus 2016 aan [X] op het adres [Y] , [Z] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Blijkens bij PostNL ingewonnen informatie – die in het dossier is gevoegd – is de brief op 12 augustus 2016 op het voormelde adres uitgereikt.
2.5.
Een brief van 17 november 2016 van de griffier van het Hof aan de Directeur luidt:
De bovenvermelde zaak is mondeling behandeld ter zitting van het Gerechtshof van 12 september 2016. Namens u waren aanwezig [B] en [C] . Uw wederpartij is niet verschenen. Ter zitting is aangezegd dat op 24 oktober 2016 uitspraak wordt gedaan. Nadien is de uitspraakdatum verzet naar 5 december 2016. In verband met het onderstaande zal deze datum echter ook niet gehaald worden.
Ik deel u mee dat het Hof heeft besloten het onderzoek te heropenen. Dit houdt verband met de bij het Hof gerezen vraag welke functionaris ten tijde van het opleggen van de onderwerpelijke naheffingsaanslag parkeerbelasting (21 februari 2015) de aangewezen heffingsambtenaar is in de zin van artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet. De thans beschikbare gedingstukken bieden daaromtrent mogelijk onvoldoende uitsluitsel.
Het Hof heeft kennisgenomen van het Organisatiebesluit gemeente Leiden 2012, geldig van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015 (hierna: het Organisatiebesluit 2012), en de Mandaatregeling Leiden 2012, geldig vanaf 1 januari 2012 (hierna: de Mandaatregeling). En voorts heeft het kennisgenomen van het Organisatiebesluit gemeente Leiden 2014, geldig van 1 januari 2015 tot 1 juli 2015 en van het Organisatiebesluit gemeente Leiden 2015, geldig vanaf 1 juli 2015. Het Hof heeft deze documenten via bronnen op internet geraadpleegd.
Kennelijk op grond van het Organisatiebesluit 2012 en de bijbehorende bijlage, en zoals kan blijken uit onderdeel 7 van bijlage A bij de Mandaatregeling, heeft het college van Burgemeester en wethouders van Leiden de Afdelingsmanager Service en Informatie aangewezen als de heffingsambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet.
Tot bijlage 3 bij het door u bij de rechtbank ingediende verweerschrift behoort een besluit van de gemeentesecretaris-algemeen directeur van de gemeente Leiden, gedateerd 30 januari 2015, getiteld 'Inrichtings- en Mandaatbesluit Leidse organisatie 1e halfjaar 2015'. Daarin is - voor zover thans van belang - opgenomen:
"Artikel 7
1. In register A van het Mandaatregister is de bevoegdheid om belastingen, leges en andere heffingen te heffen bij attributie verleend aan de afdelingsmanager SEI en aan de afdelingsmanager WIO. Deze bevoegdheden wordt met ingang van 1 januari 2015 uitgeoefend door de 'Leidinggevende van de hoofdeenheid Publiekszaken'.
2. (…)."
Het besluit van de gemeentesecretaris-algemeen directeur werkt terug tot 1 januari 2015.
De hiervoor genoemde documenten geven het Hof geen uitsluitsel omtrent de bevoegdheid van de gemeentesecretaris-algemeen directeur een andere functionaris aan te wijzen als heffingsambtenaar dan die welke het college van Burgemeester en wethouders eerder (bij attributie) als zodanig heeft aangewezen.
Ook blijkt niet uit enig document dat de door de gemeentesecretaris-algemeen directeur bedoelde 'Leidinggevende van de hoofdeenheid Publiekszaken' ziet op de ondertekenaar van de uitspraak op bezwaar van 1 mei 2015, te weten de directeur Publiekszaken, Handhaving & Veiligheid.
Het Hof verzoekt u hieromtrent opheldering te verschaffen. Wilt u uw schriftelijke reactie binnen vier weken na de dagtekening van deze brief indienen? Een kopie van deze brief zend ik naar uw wederpartij.'
2.6.
Bij brief van 29 november 2016 geeft belanghebbende het Hof te kennen:
"Ik ontving op mijn zaak (kenmerk BK-SGR 16/00114 [X] vs Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland) van u een afschrift dat u de zaak heropend hebt. Daar ben ik erg blij om, want ik heb die avond gewoon betaald met YELLOY BRICK, ik stond op een plek waar ik mocht staan; Er was nog 1 plekje over, en als dan later blijkt dat er 2 weken daarvoor iets in de krant heeft gestaan (lokale krant) is dat voor mij niet duidelijk geweest. Als dat wel zo was, was ik daar niet gaan staan. Ik moet elke dag werken, en ik kan niet voor een boete een hele dag vrij nemen, dus helaas — had ik ook aangegeven eerder — kan/kon ik niet aanwezig zijn.
Maar het steekt wel dat ik te goeder trouw betaald mijn auto heb neergezet. We gingen naar een voorstelling van een actrice die in een film van ons zou gaan spelen, en dan is deze boete wel erg zuur.
Niet eens voor het bedrag, maar als ik nu lees dat de handhaver zelf ook niet volgens de regels heeft gehandeld voelt het wel extra wrang. Ik blijf vertrouwen hebben in het rechtsysteem hoor. Ook als dit niet goed voor mij afloopt. Zo erg is het ook weer niet.
Vriendelijk bedankt voor uw aandacht, en wellicht kunt u dit nog één keer aanstippen. In afwachting op de uitslag, teken ik,
w.g. [X] "
2.7.
Bij brief van 7 december 2016 heeft de Directeur gereageerd op de brief van 17 november 2016. De reactie luidt:
"Uit uw brief van 17 november 2016 heb ik vernomen dat het Hof heeft besloten om het onderzoek in bovengenoemde zaak te heropenen. Dit zou verband houden met de gerezen vraag welke functionaris ten tijde van het opleggen van de betreffende naheffingsaanslag de aangewezen heffingsambtenaar is, in de zin van artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet. Ik maak graag van de mogelijkheid gebruik dit nader aan u toe te lichten.
Uit de documenten die Uw Hof via internet heeft geraadpleegd, is er geen duidelijkheid gekomen omtrent de bevoegdheid van de gemeentesecretaris-algemeen directeur een andere functionaris aan te wijzen als heffingsambtenaar dan die welke het college van Burgemeester en wethouders ("het college") eerder als zodanig heeft aangewezen.
Bevoegdheid van de gemeentesecretaris-algemeen directeur
In Leiden worden registers vastgesteld waarin overzichten van gemandateerde c.q. geattribueerde bevoegdheden zijn opgenomen. In Mandaatregister A zijn de bevoegdheden opgenomen die het college van Burgemeester en wethouders ("het college") en de Burgemeester hebben gemandateerd of geattribueerd aan de gemeentesecretaris-algemeen directeur ("GS-AD"). Mandaatregister B bevat het overzicht van gemandateerde bevoegdheden die door de GS-AD zijn door-gemandateerd binnen de ambtelijke organisatie.
Het college heeft inderdaad de afdelingsmanager Service en Informatie aangewezen als heffingsambtenaar. Echter, sinds 1 januari 2015 zijn de afdelingsmanagers "verdampt", in die zin dat de functie "afdelingsmanager" nog wel bestaat, maar dat de functionarissen die deze functie uitoefende per 1 januari 2015 functieverliezer waren vanwege een van kracht zijnde reorganisatie.
Sommige voormalig afdelingsmanagers zijn aangewezen als kwartiermakers voor de verdere inrichting van de hoofdeenheden van de nieuwe Organisatie, anderen hebben elders een andere functie aangenomen. Een kwartiermaker is echter geen functie, maar een rol waarin voormalige afdelingsmanagers werkzaam waren. Een kwartiermaker kon daarom niet door het college worden aangewezen als heffingsambtenaar.
Om de continuïteit van de werkzaamheden te waarborgen heeft de GS-AD bepaald dat de bevoegdheden die het college aan de afdelingsmanager Service en Informatie heeft geattribueerd, tijdelijk worden uitgeoefend door een van de aangewezen kwartiermakers, namelijk de leidinggevende van de hoofdeenheid publiekszaken (feitelijk was dat dezelfde persoon, omdat het de voormalige afdelingsmanager Service en Informatie betrof). Het besluit van het college is daarmee niet gewijzigd, maar er is vervanging geregeld voor de "lege functie" van afdelingsmanager Service en Informatie. In het Inrichtings- en Mandaatbesluit Leidse Organisatie 1e halfjaar 2015 is bovendien vermeld dat bestaande afdelingen en teams hiërarchisch zijn ondergebracht bij de betreffende hoofdeenheden. Per 1januari 2015 is de functie van afdelingsmanager Service en Informatie uitgeoefend door de leidinggevende van de hoofdeenheid Publiekszaken.
In het Organisatiebesluit 2012, is onder artikel 7, eerste lid, onder c, de bevoegdheid van de GS-AD geregeld ten aanzien van de coördinatie en samenhang van het handelen van de organisatieonderdelen van de ambtelijke organisatie.
Ondertekening door directeur Publiekszaken, Handhaving & Veiligheid
Verder vraagt Uw Hof om een verklaring, waaruit blijkt dat de door de GS-AD bedoelde 'leidinggevende van de hoofdeenheid Publiekszaken' ziet op de ondertekenaar van de uitspraak op bezwaar van 1 mei 2016, te weten de directeur Publiekszaken, Handhaving & Veiligheid.
Het Inrichtings- en Mandaatbesluit Leidse Organisatie 1e halfjaar 2015 ("Inrichtingsbesluit") verwijst tevens naar het Organisatiebesluit Leiden 2014, dat op 1 januari 2015 in werking is getreden, waarin een nieuwe hoofdstructuur voor de ambtelijke organisatie is vastgelegd. Het Inrichtingsbesluit betrof in wezen een overgangsbesluit om ervoor te zorgen dat de bevoegdheden goed geregeld waren in aanloop naar de nieuw vast te stellen hoofdorganisatiestructuur. De titel voor de hoofdeenheid publiekszaken was op dat moment nog niet definitief bekend en was bedoeld als tijdelijke 'werktitel'. In het Organisatiebesluit Leiden 2014, onder artikel 2, is opgenomen dat onder de genoemde hoofdeenheid de taken vallen op het gebied van publieke dienstverlening, handhaving en veiligheid. Uiteindelijk is daarom ook gekozen voor de titel directeur Publiekszaken, Handhaving & Veiligheid. De directeur Publiekszaken, Handhaving & Veiligheid is hetzelfde organisatieonderdeel als de 'leidinggevende van de hoofdeenheid Publiekszaken', alleen met een andere naamstelling.
Ik verwacht Uw Hof hiermee voldoende te hebben geïnformeerd."
2.8.
Bij brief van 10 januari 2017 heeft belanghebbende gereageerd op de brief van 7 december 2016. De reactie luidt:
"Ik ontving op mijn zaak (…) van u de reactie van de wederpartij. Heel erg bedankt hiervoor.
De heer [A] (namens hem de heer [C] ) komt met het argument dat er functies 'verdampt' zijn (Zoals hijzelf schrijft) en dat hierdoor onduidelijk is wie exact verantwoordelijk is geweest.
Wat er staat is dat de verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar is neergelegd bij de afdelingsmanager, maar dat die zijn functie verloren had vanwege een reorganisatie. Eigenlijk is mij dus een boete opgelegd door iemand die niet meer bestaat. Ook niet ten tijde van het moment waarop de boete is uitgeschreven.
Maar de kern van mijn bezwaar is (en daar krijg ik geen antwoord op van de Gemeente Leiden) dat ik gewoon betaald heb om te parkeren. Dat ik op een plek stond waar ik mocht staan (Er was maar één plekje vrij) en dat is te goeder trouw heb gehandeld. En als daar volstrekt buiten mijn bedoeling om een vergissing is ontstaan omdat er twee weken daarvoor iets in de lokale krant zou hebben gestaan is dat voor mij niet duidelijk geweest want anders was is daar niet gaan staan. Mijn vrouw en ik zijn na de voorstelling nog een rondje gaan rijden of we misschien een bord gemist hadden, maar dat was ook niet het geval.
In ieder geval blijf ik vertrouwen hebben in het Nederlandse rechtssysteem en hoop dat dit goed afloopt. Vooral voor mijn rechtvaardigheidsgevoel. Want onder 'handhaving' (zoals de functie van Directeur [A] aangeeft) valt voor mij ook dat je functies, functieomschrijvingen, en wie is nou verantwoordelijk voor wat, en wie heeft op welk moment de verantwoordelijkheid voor welke boete, ook kunt handhaven."
2.10.
De documenten die in de derde alinea van de brief van 17 november 2016 zijn vermeld en die het Hof via bronnen op internet heeft geraadpleegd, zijn van algemene bekendheid. Het Hof heeft die documenten afgedrukt op papier en rekent die tot de gedingstukken.