Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHDHA:2017:3797

Gerechtshof Den Haag
19-12-2017
03-01-2018
BK-17/00679
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2017:6295, Bekrachtiging/bevestiging
Belastingrecht
Hoger beroep

In geschil is of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd.

Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2018/32
V-N 2018/12.14.19
NLF 2018/0129 met annotatie van

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-17/00679

Uitspraak van 19 december 2017

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de heffingsambtenaar,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 juni 2017, nummer SGR 17/577, betreffende de onder 1.1 vermelde naheffingsaanslag.

Naheffingsaanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende op 17 november 2016 de onder 3.3 vermelde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente [Y] opgelegd.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 124. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

2.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 23 november 2017. De heffingsambtenaar is verschenen. Belanghebbende, die door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 1 november 2017, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen, heeft niet om uitstel van de zitting verzocht en is daar zonder bericht niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1.

Op 17 november 2016 om 10:09 uur stond een auto met kenteken [A] (de auto) geparkeerd aan de [B] te [Y] . Voor het parkeren van een voertuig aan de [B] is ingevolge de Verordening parkeerbelastingen 2016 van de gemeente [Y] (de Verordening) en de daarbij behorende Tarieventabel parkeerbelasting verschuldigd.

3.2.

Op het onder 3.1 genoemde tijdstip was de auto op naam van belanghebbende ingeschreven in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 (het kentekenregister).

3.3.

Aan belanghebbende is op 17 november 2016 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. Op 10 december 2016 heeft de heffingsambtenaar een duplicaat van de naheffingsaanslag aan belanghebbende gezonden. In het duplicaat is onder meer het volgende vermeld:

"datum en tijdstip : 17-11-2016 10:09 kosten naheffing € 60,00

plaats van constatering : [B] [Y] tarief parkeerheffing € 2,90

kenteken : [A]

merk : [C]

belastbaar feit: : GEEN GELDIG PARKEERRECHT."

3.4.

Tot de stukken van het geding behoort een door belanghebbende overgelegde uitdraai van SMSParking (de nota), welke de volgende parkeeractie vermeldt:

Kenteken

Zone

Locatie

Stad

Start

Stop

Kosten

[D]

[…]

[Y] zone […]

[Y]

2016-11-17 09:37:48

2016-11-17 10:58:44

3.91

De overige op de nota vermelde parkeeracties zijn onleesbaar, omdat belanghebbende deze zwart heeft gemaakt. Evenmin volgt uit de nota op wiens naam deze staat.

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:

"6. De rechtbank overweegt als volgt. Indien de uitdraai die [belanghebbende] heeft ingebracht de andere parkeeracties zichtbaar had gelaten was mogelijk meer inzicht verschaft in de vraag of wel of niet aannemelijk is dat sprake is van een vergissing als gesteld. Met [de heffingsambtenaar] oordeelt de rechtbank dat een vergissing minder aannemelijk is als de uitdraai vele parkeeraanmeldingen bevat op het kenteken [D] . [Belanghebbende] heeft ter zitting weliswaar gesteld de auto met kenteken [D] niet te kennen, ondenkbaar is dit echter niet. Het is mogelijk dat beide auto’s in [Y] op hetzelfde tijdstip hebben geparkeerd. Daarbij weegt mee dat uit door [de heffingsambtenaar] opgevraagde aanmeldgegevens is gebleken dat in december 2016 laatstgenoemd kenteken opnieuw is aangemeld in [Y] .

7. [Belanghebbende] heeft ter zitting gesteld dat de app van SMS parking een ingetoetst kenteken onthoudt en dat daardoor in december 2016 nogmaals dezelfde fout is gemaakt. Pas op 10 december 2016 toen hij een duplicaat van de naheffingsaanslag ontving werd hij bewust van het foutief ingevoerde kenteken in de app van SMS parking. Na 10 december 2016 is het onjuist ingevoerde kenteken derhalve niet meer gebruikt. De rechtbank overweegt dat het zeker niet ondenkbaar is dat de vriend van [belanghebbende] in de periode tussen 16 november en de parkeeractie in december 2016 zelf zijn auto ook in deze zone heeft geparkeerd waarmee het niet aannemelijk is dat het ‘foutieve kenteken’ in de app is blijven staan. Dat [belanghebbende] de gegevens alleen als ingebracht kan overleggen omdat zijn vriend vreest voor misbruik van privacy gevoelige gegevens dient daarbij voor rekening en risico van [belanghebbende] te blijven. Het is derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een foutieve invoer zodat niet geoordeeld kan worden dat de aanmelding [belanghebbendes] auto betrof.

8. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard."

Geschil, standpunten en conclusies

5.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd.

5.2.

Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.

5.3.

De belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag,

5.4.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.

Zolang de voldoening van de ter zake van het onder 3.1 vermelde parkeren niet heeft plaatsgevonden, wordt belanghebbende, op wiens naam de auto ten tijde van dat parkeren was ingeschreven in het kentekenregister, aangemerkt als degene die de auto heeft geparkeerd en is hij voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd (artikel 225, derde en vijfde lid, van de Gemeentewet en artikel 3, eerste en tweede lid, van de Verordening).

6.2.

De heffingsambtenaar heeft gesteld en belanghebbende heeft niet weersproken dat de gemeente geen betaling van parkeerbelasting heeft ontvangen voor het parkeren van een voertuig met het kenteken [A] op het onder 3.1 genoemde tijdstip. Dan ligt het op de weg van belanghebbende om zijn stelling dat de voor dit parkeren verschuldigde belasting is betaald door een vriend met behulp van een applicatie op diens mobiele telefoon waarbij abusievelijk het kenteken [D] in plaats van [A] is aangemeld, aannemelijk te maken. Met de Rechtbank is het Hof op de daartoe door de Rechtbank gebezigde gronden van oordeel dat belanghebbende hierin niet is geslaagd. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd, brengt het Hof niet tot een ander oordeel.

Slotsom

6.3.

Gelet op het voorgaande is het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.

Proceskosten

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door G.J. van Leijenhorst, H.A.J. Kroon en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 19 december 2017 in het openbaar uitgesproken.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. In plaats van de voorzitter heeft H.A.J. Kroon de uitspraak ondertekend.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- - de naam en het adres van de indiener;

- - de dagtekening;

- - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- - de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.