5 Beoordeling in hoger beroep
5.1
[appellant] heeft in hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de kantonrechter daarin zijn verzoeken heeft afgewezen en GeriCall te veroordelen tot betaling van:
- -
een bedrag van € 63.587,880 bruto als schadevergoeding c.q. billijke vergoeding wegens gemist loon over de periode 1 juli 2021 tot 1 juli 2022;
- -
een bedrag van € 480,- netto aan thuiswerkvergoeding;
- -
een bedrag van € 310,99 netto ter zake van door hem aangeschafte printercartridges;
- -
een bedrag van € 1.642,50 bruto ter zake van door [appellant] gemaakte overuren;
- -
een bedrag van € 17.021,55 bruto ter zake van bereikbaarheidsvergoeding, waaronder een vergoeding voor de back-uptreindiensten;
- -
een bedrag van € 260,70 netto en € 214,83 netto ter zake van mobiele telefoonkosten;
- -
een bedrag van € 10.919,36 bruto en € 1.587,33 netto aan wettelijke verhoging.
5.2
Daarnaast heeft [appellant] een incidenteel verzoek ex art. 843a Rv ingediend. Hij verzoekt het hof te bepalen dat (kort gezegd) GeriCall – op straffe van een dwangsom – aan [appellant] inzage verleent in en hem desgewenst een afschrift verstrekt van de e-mails, bestanden, chats, vergadernotulen, opgestelde analyses en proceswijzigingen en bestanden uit zakelijk accounts waar [appellant] bij Gericall tot 31 mei 2021 gebruik van maakte. Meer specifiek gaat het om:
-
Alle e-mails die zich op 31mei 2021 nog bevonden in de zakelijke e-mailaccounts van [appellant] met de mailadressen [emailadres 1] en [emailadres 1] die in de periode tussen 1 april 2021 en 1 juni 2021 zijn verzonden aan of ontvangen van de zakelijke e-mailadressen van: [bestuurder], [betrokkene 8], [HR-functionaris], [betrokkene 2], Famke de Wilde, [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7] en [betrokkene 8].
-
Alle bestanden – waaronder in ieder geval notulen van kantoor, van overleggen met HR, over de backuptrein-diensten, over de weekend drukte, met betrekking tot de BI Tool analyses en planningoverleggen – die door [appellant] in zijn zakelijke accounts bij GeriCall zijn opgeslagen in de periode 1 april 2021 en 1 juni 2021 in Gmail, Excel, Word, PowerPoint, Numbers, Pages, Teams folders, Google Drive en OneDrive.
5.3
[appellant] voert aan dat hij met behulp van deze e-mails en bestanden zijn stellingen met betrekking tot de back-uptrein vergoeding, de bereikbaarheidsvergoeding, de contractsverlenging, de toezegging ter zake van de diverse onkostenvergoedingen en de door hem gemaakte overuren aannemelijk zal kunnen maken. Naar zijn mening had GeriCall hem niet reeds op 31 mei 2021 mogen afsluiten van het bedrijfssysteem. [appellant] is hierdoor verhinderd om de e-mails en bestanden die hij nodig had om zijn stellingen te bewijzen, voor zichzelf te bewaren.
5.4
GeriCall heeft de verzoeken van [appellant] betwist. Volgens GeriCall zijn partijen op 28 mei 2021 geen contractsverlenging overeengekomen. GeriCall heeft toegelicht dat [appellant] voor zijn functie als planner een hoog salaris verdiende: € 5.299,- bruto per maand inclusief vakantiegeld en dertiende maand. Dat ligt aanzienlijk hoger dan het salaris dat een gemiddelde planner in Nederland verdient: € 2.795,- bruto, inclusief vakantiegeld en eventuele overige emolumenten. Dit verklaart waarom GeriCall niet met [appellant] is overeengekomen dat hij bovenop zijn salaris recht heeft op een thuiswerkvergoeding, een vergoeding voor printercartridges, een overwerkvergoeding, een bereikbaarheidsvergoeding of een vergoeding voor zijn mobiele telefoon.
5.5
Ten aanzien van het incidentele verzoek heeft GeriCall onder meer te kennen gegeven dat het zakelijke account van [appellant] inmiddels is geblokkeerd en verwijderd, dat GeriCall geen gebruik maakt van Gmail, Google Drive, Pages en Numbers en dat toegang tot het zakelijke planning account (een gedeelde mailbox voor de planners en de artsen van GeriCall en zorginstellingen) niet kan worden verleend in verband met de privacy van artsen en cliënten van zorginstellingen. Ook voor het overige heeft GeriCall betwist dat sprake is van een rechtmatig belang. Zij merkt het verzoek van [appellant] aan als een fishing expedition.
5.6
Het hof zal de hoofdzaak en het incidentele verzoek gezamenlijk bespreken. Per onderdeel van het verzoek in de hoofdzaak zal het hof bezien of GeriCall [appellant] inzage moet geven in de e-mails en bestanden uit de periode 1 april 2021 tot 1 juni 2021.
Verlenging van het contract
5.7
[appellant] heeft gesteld dat partijen op 28 mei 2021 mondeling zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met een jaar zou worden verlengd. GeriCall heeft deze stelling weersproken. Zij voert aan dat er die dag wel is gesproken over een verlenging, maar dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen mede omdat [appellant] te hoge financiële eisen stelde. Gebeurtenissen op 29 en 30 mei 2021 hebben GeriCall doen besluiten het contract niet te verlengen.
5.8
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek voor zover dat is gebaseerd op de stelling dat er op 28 mei 2021 een mondelinge overeenkomst is gesloten, niet toewijsbaar is omdat [appellant] die stelling onvoldoende heeft onderbouwd.
5.9
In hoger beroep heeft [appellant] zijn stelling dat er een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen herhaald. Nu GeriCall heeft betwist dat partijen op 28 mei 2021 zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst zou worden verlengd, ligt het op de weg van [appellant] om zijn stelling te bewijzen. Hij heeft aangevoerd dat Van Hattem tijdens het gesprek van 31 mei 2021 heeft gerefereerd aan een nieuwe arbeidsovereenkomst, zoals ook volgt uit de opnames van dat gesprek. Naar het oordeel van het hof volgt uit de passage waarop [appellant] doelt niet dat er tussen partijen daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt over verlenging van zijn arbeidsovereenkomst.
5.10
Door GeriCall is in hoger beroep een transcript van de geluidsopname van de volledige bespreking op 31 mei 2021 in het geding gebracht, waarvan de juistheid door [appellant] niet is bestreden. Daarin is naar het oordeel van het hof geen aanwijzing te vinden voor de juistheid van de stelling van [appellant] dat er in het eerdere gesprek van 28 mei 2021 daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt over verlenging van zijn arbeidsovereenkomst. Op geen enkel moment tijdens het gesprek op 31 mei 2021 maakt [appellant] of één van zijn gesprekspartners melding van een eerder gedane toezegging of een gemaakte afspraak over verlenging van zijn contract. Tegen de achtergrond van de inhoud van het transcript kan de enkele zinsnede “Vorige week hebben we een gesprek gehad over jouw nieuwe contract” naar het oordeel van het hof niet leiden tot de conclusie dat partijen al op 28 mei 2021 overeenstemming hebben bereikt over een verlenging van de arbeidsovereenkomst van [appellant].
5.11
[appellant] heeft te kennen gegeven dat hij (verder) niet over schriftelijk bewijs beschikt; partijen hebben over de verlenging van zijn contract niet schriftelijk gecommuniceerd. [appellant] denkt dat er in de e-mails en bestanden waarvan hij inzage verzoekt, wel aanknopingspunten zijn te vinden voor de juistheid van zijn stelling.
5.12
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen en geoordeeld onvoldoende onderbouwd welk concreet belang hij heeft bij inzage in de door hem ontvangen en verstuurde e-mails en/of in de bestanden. [appellant] heeft immers aangevoerd dat de overeenkomst op 28 mei 2021 mondeling tot stand is gekomen en dat daarover (naderhand) niet schriftelijk is gecommuniceerd. Hij heeft evenmin gesteld dat GeriCall voorafgaand aan 28 mei 2021 een concreet schriftelijk aanbod heeft gedaan, of enige andere schriftelijke toezegging dat zij het dienstverband van [appellant] zou verlengen. Waarom inzage in de e-mails en bestanden dan toch zinvol kan zijn, heeft [appellant] niet voldoende toegelicht. Naar het oordeel van het hof ontbreekt in zoverre dan ook het rechtmatig belang bij de inzage.
5.13
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs aangeboden van “al zijn stellingen en door alle middelen rechtens, waaronder het horen van getuigen”, maar hij heeft niet concreet te bewijzen aangeboden dat partijen op 28 mei 2021 hebben afgesproken om het dienstverband te verlengen. Het hof acht het bewijsaanbod dan ook onvoldoende concreet, zeker in het licht van het hiervoor weergegeven, gemotiveerde verweer van GeriCall dat een de gestelde afspraak niet is gemaakt en de door GeriCall in hoger beroep overgelegde transcriptie van het gesprek van 31 mei 2021. Dit alles betekent dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de verzochte schadevergoeding van € 63.587,880 bruto niet toewijsbaar is.
Thuiswerkvergoeding
5.14
[appellant] heeft in de procedure bij de kantonrechter jegens GeriCall aanspraak gemaakt op een thuiswerkvergoeding omdat hij vanaf september 2020 vrijwel uitsluitend heeft thuisgewerkt. Hij heeft aangevoerd dat hij met GeriCall is overeengekomen dat GeriCall hem een Macbook, beeldscherm, muis en toetsenbord zou geven, die hij niet meer zou hoeven terug te geven. GeriCall is ten onrechte op deze afspraak teruggekomen. Als [appellant] deze hardware toch moet teruggeven, is hij van mening dat hij met terugwerkende kracht recht heeft op een thuiswerkvergoeding van € 2,- per dag. Een dergelijke vergoeding acht [appellant] redelijk op grond van berekeningen die het NIBUD op dit punt heeft gemaakt.
5.15
GeriCall heeft betwist dat [appellant] recht heeft op een thuiswerkvergoeding omdat partijen een dergelijke vergoeding niet zijn overeengekomen. Zij heeft ook betwist dat zij [appellant] heeft beloofd dat hij de hardware bij wijze van tegemoetkoming zou mogen behouden.
5.16
De kantonrechter heeft het verzoek tot betaling van een thuiswerkvergoeding afgewezen omdat partijen deze niet zijn overeengekomen.
5.17
In zijn beroepschrift heeft [appellant] gesteld dat GeriCall heeft toegezegd dat hij een thuiswerkvergoeding zou ontvangen. Wanneer die afspraak is gemaakt heeft hij echter niet gesteld. Evenmin heeft hij gesteld met wie deze afspraak zou zijn gemaakt. Uit de stellingen van [appellant] blijkt ook niet dat deze (gestelde) afspraak op schrift zou zijn gezet. Een voldoende concreet bewijsaanbod heeft [appellant] niet gedaan.
5.18
Naar het hof begrijpt hoopt [appellant] met inzage in en afschriften van de e-mails en bestanden over de periode van 1 april 2021 tot 1 juni 2021 aannemelijk te kunnen maken dat partijen zijn overeengekomen dat [appellant] een thuiswerkvergoeding zou ontvangen. Het hof is echter van oordeel dat de stelling van [appellant] over de thuiswerkvergoeding te onbepaald is, zeker in het licht van zijn stellingen in eerste aanleg die erop neerkomen dat de verzochte thuiswerkvergoeding juist niet was overeengekomen. Van [appellant] had op zijn minst verwacht kunnen worden dat hij had toegelicht wanneer en met wie de afspraak over de thuiswerkvergoeding zou zijn gemaakt en waarom hij in de e-mails en bestanden uit periode 1 april 2021 tot 1 juni 2021 steun voor zijn stelling denkt te kunnen vinden. Naar het oordeel van het hof ontbreekt op dit punt dan ook een rechtmatig belang voor het honoreren van het verzoek ex art. 843a Rv.
5.19
Kortom, de kantonrechter heeft de thuiswerkvergoeding terecht afgewezen.
5.20
Ter zake van de printercartridges heeft [appellant] gesteld dat hij voor het thuiswerken printercartridges heeft moeten aanschaffen en dat GeriCall (bij monde van Blok) heeft toegezegd deze te zullen vergoeden.
5.21
GeriCall heeft betwist dat zij een dergelijke afspraak met [appellant] heeft gemaakt. Zij stelt dat zij een digitale onderneming is en dat er niet wordt geprint.
5.22
De kantonrechter heeft dit onderdeel van het verzoek afgewezen omdat niet is gebleken van een afspraak op basis waarvan GeriCall nieuwe printercartridges aan [appellant] zou leveren.
5.23
In hoger beroep heeft [appellant] evenmin bewijs overgelegd van zijn stelling dat GeriCall heeft toegezegd de printercartridges te zullen vergoeden; een concreet aanbod tot het leveren van bewijs door middel van getuigen ontbreekt. [appellant] meent kennelijk dat hij met inzage in en afschriften van de e-mails en documenten over de periode van 1 april 2021 tot 1 juni 2021 aannemelijk kan maken dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Ook hier geldt echter dat zijn stelling over de vergoeding van de printercartridges te onbepaald is. Zo ontbreekt de factuur waarvan [appellant] vergoeding vordert. Verder had van [appellant] verwacht mogen worden dat hij had toegelicht wanneer deze afspraak zou zijn gemaakt en met wie, en waarom hij daarover in de e-mails en bestanden uit periode 1 april 2021 tot 1 juni 2021 ondersteuning voor zijn stelling denkt te kunnen vinden. Dit alles heeft [appellant] niet voldoende onderbouwd. Naar het oordeel van het hof ontbreekt daarom op dit punt een rechtmatig belang voor het honoreren van het verzoek ex art. 843a Rv.
5.24
De kantonrechter heeft dus terecht geoordeeld dat de vergoeding voor printercartridges niet toewijsbaar is.
5.25
In de procedure bij de kantonrechter heeft [appellant] aangevoerd dat hij gedurende zijn dienstverband 62,5 uren heeft overgewerkt. Hij kan echter geen schriftelijke verantwoording van deze overuren overleggen omdat deze in het bedrijfssysteem is opgeslagen. [appellant] heeft geen toegang meer tot dat systeem, maar volgens hem heeft hij via zijn werkmail meerdere malen aan zijn werkgever de overuren verantwoord. Omstreeks oktober 2020 heeft [appellant] zijn werkgever geïnformeerd over de door hem gemaakte overuren en heeft hij gevraagd om deze op te tellen bij zijn saldo van vrije dagen, dan wel om deze uit te betalen, maar GeriCall heeft dit nagelaten, aldus [appellant].
5.26
GeriCall heeft deze stellingen betwist en aangevoerd dat overuren die het kantoorpersoneel maakt, niet worden uitbetaald, maar zijn verdisconteerd in het (relatief) hoge salaris.
5.27
De kantonrechter heeft geoordeeld dat nu in de arbeidsovereenkomst geen afspraken zijn gemaakt over een overwerkvergoeding, een dergelijke vergoeding slechts toewijsbaar kan zijn indien in ieder geval is komen vast te staan dat GeriCall het overwerk aan [appellant] heeft opgedragen of dat uit de omstandigheden van het geval blijkt dat GeriCall met het overwerk heeft ingestemd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [appellant] op dit punt zijn stellingen onvoldoende concreet onderbouwd.
5.28
In zijn beroepsschrift stelt [appellant] dat GeriCall heeft toegezegd dat zij zijn overuren zal vergoeden. [appellant] heeft deze stelling echter niet geconcretiseerd. Zo heeft hij nagelaten te stellen wanneer en door wie deze toezegging zou zijn gedaan en op welke overuren deze toezegging zou zien. Ook hier geldt dat deze stellingen van [appellant] zo onbepaald zijn, dat niet valt in te zien welk concreet belang [appellant] heeft om op dit punt de e-mails en bestanden uit periode 1 april 2021 tot 1 juni 2021 in te zien. Dit geldt te meer nu uit zijn stellingen in eerste aanleg volgt dat hij een vergoeding van overuren vordert die hij in 2020 heeft gemaakt. Het had van [appellant] verwacht kunnen worden dat hij had toegelicht waarom de e-mails en bestanden van maanden later relevant kunnen zijn voor de onderbouwing van overuren uit 2020. Naar het oordeel van het hof ontbreekt op dit punt dan ook een rechtmatig belang voor het honoreren van het verzoek ex art. 843a Rv.
5.29
Voor zover [appellant] met behulp van de e-mails en bestanden de omvang van de overuren wil aantonen, heeft hij evenmin belang bij toewijzing van het art. 843a-verzoek. Zelfs als de omvang van de overuren komt vast te staan, betekent dat nog niet dat hij recht heeft op uitbetaling daarvan. Daarmee heeft hij de stelling van GeriCall dat de overuren verdisconteerd zijn in het salaris, immers nog niet weerlegd.
5.30
Nu [appellant] ook op dit punt geen specifiek getuigenbewijs heeft aangeboden (zie hiervoor r.o. 5.13) en ook geen schriftelijke bewijsstukken heeft overgelegd, is het hof van oordeel dat de kantonrechter dit onderdeel van het verzoek terecht heeft afgewezen.
Bereikbaarheidsvergoeding / Back-uptreinvergoeding
5.31
Over de bereikbaarheidsvergoeding / back-uptreinvergoeding heeft [appellant] in de procedure bij de kantonrechter aangevoerd dat hij buiten werktijd om bereikbaar moest zijn, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Hij stelt dat GeriCall omstreeks oktober 2020 heeft toegezegd dat [appellant] en zijn collega-planner vanaf 1 januari 2021 een bereikbaarheidsvergoeding zouden ontvangen. Aan [appellant] is gevraagd om hiervoor een voorstel te maken, wat [appellant] heeft gedaan. GeriCall is echter niet meer teruggekomen op dit voorstel en zij heeft na 1 januari 2021 geen bereikbaarheidsvergoeding aan [appellant] betaald. [appellant] heeft de kantonrechter verzocht een vergoeding toe te wijzen voor de bereikbaarheidsdiensten en back-uptreindiensten die hij vanaf 1 januari 2021 heeft gedraaid.
5.32
GeriCall heeft verweer gevoerd. Zij heeft gesteld dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met [appellant] is besproken dat hij bereikbaar moet zijn voor zorginstellingen als blijkt dat er fouten in de planning zijn gemaakt of als er een probleem is omdat een ingeroosterde arts zich heel kort voor het begin van zijn dienst ziek meldt. Volgens GeriCall kwam het gemiddeld één keer in de twee weken voor dat een zorginstelling buiten kantooruren belde vanwege een fout in de planning. In het hoge salaris van [appellant] was deze reguliere bereikbaarheid verdisconteerd. Daarnaast bestonden er back-uptreindiensten, die inhielden dat het kantoorpersoneel buiten kantooruren bereikbaar moet zijn voor zorginstellingen met medische vragen. Het kantoorpersoneel moest dergelijke vragen doorgeleiden naar de desbetreffende arts. GeriCall heeft in 2020 inderdaad met [appellant] besproken dat het redelijk zou zijn om voor deze dienst een vergoeding toe te kennen, maar voor de back-uptreindiensten is er voor gekozen om per 1 januari 2021 een nieuwe medewerker aan te stellen. [appellant] draaide vanaf die datum geen back-uptreindiensten meer.
5.33
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] de stellingen van GeriCall onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en heeft het verzoek van [appellant] op dit onderdeel afgewezen.
5.34
In hoger beroep heeft [appellant] weer aangevoerd dat GeriCall hem een bereikbaarheidsvergoeding heeft toegezegd en een back up treinvergoeding. Het hof is echter van oordeel, evenals de kantonrechter, dat [appellant] ook in hoger beroep nog steeds heeft nagelaten in te gaan op het hiervoor weergegeven verweer van GeriCall. Er heeft dus nog steeds te gelden dat [appellant] zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd in het licht van het door GeriCall gevoerde verweer. Een voldoende concreet bewijsaanbod ontbreekt.
5.35
Wat betreft het art. 843a-verzoek geldt dat [appellant] onvoldoende concreet heeft gesteld waarom hij belang heeft bij inzage van de e-mails en bestanden over de periode april tot juni 2021 als de (gestelde) toezegging volgens [appellant] in 2020 zou hebben plaatsgevonden, terwijl – naar [appellant] niet heeft bestreden – voor de back-uptreindiensten per 1 januari 2021 een nieuwe medewerker in dienst is gekomen. Ook hier ontbreekt dus een rechtmatig belang bij inzage in de e-mails en de bestanden in de genoemde periode.
5.36
De kantonrechter heeft de bereikbaarheidsvergoeding dus terecht afgewezen.
Mobiele telefoon en telefoonkosten
5.37
[appellant] heeft in de procedure bij de kantonrechter aangevoerd dat hij voor zijn werk gebruik moest maken van zijn eigen mobiele telefoon en dat hij daarvoor nooit een vergoeding heeft ontvangen. Andere collega’s ontvingen daarvoor wel een vergoeding. Volgens [appellant] handelt GeriCall onrechtmatig, in strijd met de redelijkheid en billijkheid en in strijd met art. 7:611 BW. Verder heeft hij aangevoerd dat hij nooit met GeriCall is overeengekomen dat hij zijn eigen telefoon zou gebruiken voor zijn werkzaamheden.
5.38
GeriCall heeft gesteld dat bij het aannemen van [appellant] is aangegeven dat hij zelf op eigen kosten zorg dient te dragen voor een telefoon en abonnement. Volgens GeriCall heeft [appellant] daar tijdens het dienstverband nooit een probleem van gemaakt.
5.39
De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant] het verzoek ter zake van de telefoonkosten heeft gebaseerd op onrechtmatig handelen van GeriCall. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [appellant] echter niet onderbouwd waarom sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Op deze grond is het verzoek van [appellant] afgewezen.
5.40
In beroep heeft [appellant] aangevoerd dat GeriCall heeft toegezegd dat zij aan [appellant] een vergoeding zal betalen voor zijn mobiele telefoon en de telefoonkosten. Het hof constateert echter dat [appellant] niet heeft gesteld wanneer en met wie die afspraak is gemaakt of dat deze (gestelde) afspraak op enig moment op schrift is gezet. [appellant] heeft geen bewijs geleverd voor de afspraak, die door GeriCall wordt betwist. Hij heeft evenmin concreet bewijs aangeboden door het horen van getuigen.
5.41
Naar het hof begrijpt hoopt [appellant] met inzage in en afschriften van de e-mails en documenten over de periode van 1 april 2021 tot 1 juni 2021 aannemelijk te kunnen maken dat partijen zijn overeengekomen dat [appellant] een telefoonvergoeding zou ontvangen. Het hof is echter van oordeel dat deze stelling van [appellant] te onbepaald is, zeker in het licht van zijn stellingen in eerste aanleg. Van [appellant] had op zijn minst verwacht kunnen worden dat hij had toegelicht wanneer en met wie deze afspraak zou zijn gemaakt en waarom hij daarover in de e-mails en bestanden uit periode 1 april 2021 tot 1 juni 2021 ondersteuning voor zijn stelling denkt te kunnen vinden. Naar het oordeel van het hof ontbreekt daarom op dit punt een rechtmatig belang voor het honoreren van het verzoek ex art. 843a Rv.
5.42
Kortom, de kantonrechter heeft de telefoonvergoeding terecht afgewezen.
5.43
[appellant] heeft tot slot nog aangevoerd dat het aan GeriCall te wijten is dat hij in bewijsnood is geraakt. Hij is van mening dat GeriCall hem op 31 mei 2021 niet rauwelijks van het bedrijfssysteem had mogen afsluiten. Nu GeriCall dat wel heeft gedaan, moet zij de (juridische) gevolgen hiervan dragen.
5.44
Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende aanleiding om voor het onderhavige verzoek van [appellant] gevolgen te verbinden aan de beslissing van GeriCall om [appellant] op 31 mei 2021 de toegang tot het bedrijfssysteem te ontzeggen, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat [appellant] pas na langere tijd tegen de afsluiting van het computersysteem heeft geprotesteerd. In ieder geval kan dat er in dit geval niet toe leiden dat de bewijslast moet worden omgekeerd.
5.45
De slotsom is dat het verzoek ex art. 843a Rv zal worden afgewezen en dat de beschikking van de kantonrechter zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.