3.2
Met inachtneming van wat in hoger beroep verder als onbestreden is komen vast te staan gaat het in deze zaak om het volgende.
( a) [verzoeker], geboren op [geboortedag] 1992, is op 2 maart 2015 in dienst getreden bij de Staat. Zijn laatste functie was administratief medewerker en het laatst genoten salaris was € 3.344,91 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. [verzoeker] is zijn werkzaamheden gestart bij het ministerie van Justitie. Met ingang van 1 oktober 2018 is hij als ‘ambtenaar in vaste dienst’ gaan werken bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BZ) bij de Financiële Service Organisatie (hierna: FSO). Hij had daar te maken met [leidinggevende] (hierna: [leidinggevende]) als leidinggevende en [senior] (hierna: [senior]) als senior. In een latere fase had hij ook te maken met [HRM medewerker], verbonden aan de afdeling HRM (hierna: [HRM medewerker]).
( b) Op 4 maart 2020 heeft [verzoeker] een beoordeling ontvangen waarin onder meer is vermeld dat zijn prestaties overeenkomstig de afspraken en verwachtingen zijn en zijn werk kwalitatief goed is.
( c) Op 3 september 2020 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [coördinator] (coördinator) en [betrokkene] (toenmalige senior). In het daarvan opgemaakte gespreksverslag is vermeld dat het gesprek heeft plaatsgevonden omdat [coördinator] van diverse kanten signalen ontving dat [verzoeker] niet altijd bereikbaar was en om te achterhalen hoe het kwam dat hij in vergelijking met anderen achterbleef met productie leveren (hij boekte 100 facturen per maand waar zijn collega’s er 600 boekten). In dat gesprek zijn afspraken gemaakt over tijdschrijven, bereikbaarheid en wijze van communiceren. Op 15 september 2020 heeft [leidinggevende] hem er per e-mail op gewezen dat er in augustus en begin september afspraken zijn gemaakt dat zijn focus behoorde te liggen op productie.
(
d) Op 10 december 2020 heeft [leidinggevende] met [verzoeker] een zogeheten ‘tussentijds P-gesprek’ gevoerd. Daarbij is, mede naar aanleiding van een opgestelde analyse van 8 december 2020, besproken dat de communicatie met [verzoeker] niet goed verliep, zijn productie te laag bleef, hij vaak onbereikbaar was en hij te veel fouten maakte. Op 6 januari 2021 heeft [verzoeker] op dit verslag gereageerd. Hij vermeldde daarbij onder meer dat collega’s facturen ‘apart zetten’ zodat er voor hem te weinig werk overblijft.
( e) Op 30 maart 2021 heeft wederom een personeelsgesprek tussen [leidinggevende] en [verzoeker] plaatsgevonden. In het kader van dat gesprek hebben collega’s van [verzoeker] positieve feedback gegeven. [senior] heeft in zijn gespreksverslag geschreven een aanzienlijke verbetering te hebben waargenomen, waarbij ook het volume van boeken op een beter niveau met zijn collega’s was gekomen en: “Als zeer positief punt wil ik aangeven dat [verzoeker] een blad heeft omgeslagen en niet bij de pakken neer is gaan zitten en inziet dat hij veel moet leren en ook erg leergierig is. (..) Wanneer [verzoeker] op deze wijze door blijft gaan met verbeteren zie ik hem als een prima onderdeel van het team.”
( f) [waarnemer senior], achtervang en waarnemer van [senior], heeft op 29 april 2021 aan [verzoeker] een mail gestuurd met kritiek op zijn werkzaamheden en communicatie binnen het team.
( g) In juli 2021 is [verzoeker] boos geworden over uitlatingen van [senior] tijdens een werkoverleg. Daarover heeft [leidinggevende] op 8 juli 2021 in een e-mail aan [HRM medewerker] geschreven: “Ik had zojuist [verzoeker] aan de telefoon en hij was boos. (…) Hij is ontdaan omdat zijn accountmanager [senior] vanochtend tijdens het werkoverleg met het EU team heeft gezegd dat hij boos is omdat gisteren de productie van hem en [naam] echt te laag was.
Dat vond hij niet respectvol, zo wil hij niet behandeld worden en hij wil naar een ander regioteam, een vriendelijk en communicatief prettig team.
Hij wil niet meer met [senior] samenwerken en heeft van het begin af aan problemen gehad met hem zegt hij nu.
Daarnaast bepaalt [senior] niet wanneer hij wel/niet op vakantie kan gaan, want hierover was ook discussie geweest tijdens het weekoverleg.
(…)
Hij zei: ik leg dit nu bij jou neer, ik ga geen traject volgen met een HR medewerker en ik ga stappen ondernemen als hier allemaal niks mee gebeurd. Kortom, hij begon wat te dreigen.
Ik heb hem het advies gegevens e.e.a. rondom [senior], de productie op papier te zetten, want hij wil niet meer met hem praten. (…)”
( h) Bij e-mail van 19 juli 2021 heeft [leidinggevende] [verzoeker], met toevoeging van gedetailleerde cijfermatig onderbouwde informatie, bericht dat het door hem geboekte aantal facturen per dag te laag was en het terugzetpercentage van zijn boekingen te hoog. [leidinggevende] heeft geschreven: “Je hebt het verzoek neergelegd bij [HRM medewerker] dat je graag bewijsmateriaal toegezonden krijgt over jouw onvoldoende functioneren over de afgelopen periode. Ik verwijs naar bijgesloten informatie die uit SAP gegenereerd is. (…).Er is besloten een formeel verbetertraject te gaan starten, waarbij enkele te behalen doelen worden gesteld. (…) Indien jij weigert mee te werken aan het verbetertraject zullen wij overgaan tot ontmatching en zul je in de interimpool geplaatst worden, van waaruit je op zoek gaat naar een andere functie. (…) Tot slot kan ik meedelen dat jouw telefonisch verzoek om bij een ander team ingedeeld te mogen worden hierbij niet gehonoreerd wordt. Jouw inzet bij team EU blijft vanwege het organisatiebelang wenselijk.”
( i) Op 16 augustus 2021 heeft het Clusterhoofd Bedrijfsvoering [hoofd bedrijfsvoering] (hierna: [hoofd bedrijfsvoering]) aan [verzoeker] een brief gestuurd over de start van het verbetertraject. Daarin staat onder meer:
“U bent per 1 oktober 2018 begonnen bij FSO. Na de gangbare inwerkperiode is geconstateerd dat uw productie achterbleef bij de rest van uw teamleden en de kwaliteit van uw output onvoldoende was. Daarnaast vindt u het lastig om feedback te ontvangen van zowel uw naaste collega’s als van uw leidinggevende, wat resulteert in het snel in de verdediging schieten en vervolgens direct verbaal in de aanval gaan. Rode draad hierbij is dat wat er niet goed gaat volgens u altijd aan alles en iedereen ligt behalve aan uzelf. Hieruit blijkt een gemis aan zelfreflectie en toont u een zelfoverschatting ten aanzien van uw vermogen tot presteren. Hierdoor is het voor teamleden niet altijd eenvoudig met u samen te werken en te communiceren.
Binnen het team is onvrede en spanning ontstaan ten gevolge van uw lage productiviteit. Hierdoor moeten uw collega’s hun productie opschroeven, zodat de SAP workflow bij blijft.
Ondanks intensieve begeleiding van zowel uw leidinggevende als de senior van uw team blijft de kwaliteit van uw boekingen achter en wordt er teveel ter correctie teruggezet.
Aan het begin van de COVID crisis was u met grote regelmaat onbereikbaar tijdens werkuren. Deze afwezigheid heeft ertoe geleid dat er onderzoek is naar uw werktijden, aanwezigheid en productie. Hieruit is gebleken dat u zich regelmatig niet aan uw kerntaak, het boeken van facturen, hebt gehouden, ondanks dat hier wel duidelijke afspraken over waren gemaakt.
(…)
Bij de afdeling FSO-Posten dienen medewerkers na een inwerkperiode volwassen en volledig zelfstandig hun functie (ook thuis) goed te kunnen uitoefenen (…) Daarom is besloten een formeel verbetertraject op te starten waarbij het einddoel is dat u op het vereiste niveau gaat functioneren.”
Vermeld is dat het traject voor minimaal drie en maximaal zes maanden wordt aangegaan en eindigt met een functioneringsgesprek en ook: “Bij een positieve uitkomst kunt u verder gaan als medewerker FSO-Posten, als dit niet het geval is zullen wij de benodigde acties gaan ondernemen om tot beëindiging van het dienstverband over te gaan.”
( j) Bij brief van 25 augustus 2021, geschreven na een gesprek met [verzoeker] over een verbetertraject, heeft [hoofd bedrijfsvoering] namens BZ aan [verzoeker] gevraagd om tijdens zijn verlof na te denken over het verbetertraject en aangekondigd dat [HRM medewerker] hem zou uitnodigen om op 21 september 2021 om 9.30 uur daarover met elkaar te spreken. Tot dan toe had [verzoeker] te kennen gegeven niet aan het verbetertraject te willen meewerken: “U heeft aangegeven dat de brief u volkomen duidelijk was, maar dat u niet mee wil werken aan het verbetertraject. U zei ‘dat de genoemde afspraken geen verbetering behoeven, u doet dat al.” Tot een fysiek gesprek op 21 september 2021 om 9.30 uur is het niet gekomen omdat [verzoeker] een gesprek op die datum en dat tijdstip heeft geweigerd. [HRM medewerker] heeft op deze datum wel telefonisch contact met [verzoeker] opgenomen. Bij deze gelegenheid heeft [verzoeker] herhaald niet met het verbetertraject te willen starten omdat het in verband met zijn goed functioneren niet nodig zou zijn.
( k) Op 11 oktober 2021 was [verzoeker], zonder voorafgaande afmelding, niet aanwezig op een PI-event Q3 via ZOOM waar hij wel werd verwacht.
( l) Bij brief van 26 oktober 2021 heeft [hoofd bedrijfsvoering] namens BZ [verzoeker] onder meer bericht: “Nu er voor een verbetertraject twee welwillende partijen nodig zijn, zullen we u de komende periode eenzijdig van terugkoppeling voorzien en zullen we u waar nodig proberen bij te sturen.” Daarbij zijn eisen gesteld op het gebied van kwantiteit, kwaliteit, houding, gedrag en bereikbaarheid en communicatie. [verzoeker] heeft bij e-mail van 2 november 2021 bericht deze brief gelezen te hebben maar niet akkoord te zijn met de inhoud. In zijn e-mails van 16 en 24 november 2021 heeft hij [leidinggevende] nogmaals geschreven niet akkoord te zijn met ‘het verbetertraject’, waarvoor hij geen aanleiding zag.
( m) [hoofd bedrijfsvoering] heeft namens BZ aan [verzoeker] bij brieven van 11 november, 25 november en 9 december 2021 een respectievelijk eerste, tweede en derde officiële waarschuwing gegeven onder meer omdat hij niet aan de gestelde kwantiteitseisen (het aantal te boeken facturen) en werkafspraken voldeed.
[verzoeker] heeft zowel telefonisch als per e-mail naar voren gebracht dat hij wel degelijk functioneerde, dat er niet naar hem geluisterd werd en er over hem roddels werden verteld, dat hij de rechter afwachtte nu hiermee was gedreigd. [senior] heeft geschreven grote (stress)problemen te ondervinden ten gevolge van aanvallend en provocerend gedrag van [verzoeker] tijdens meetings. [hoofd bedrijfsvoering] heeft een telefoongesprek met [verzoeker] als onprettig beschreven en [leidinggevende] heeft in een beschrijving van een telefoongesprek met [verzoeker] de woorden ‘geïrriteerd’ en ‘emotioneel’ gebruikt.
( n) Bij e-mail van 10 december 2021 heeft [leidinggevende] onder meer het volgende aan [verzoeker] geschreven:
“Op 30-11-2021 informeerde je mij telefonisch echt last te hebben van je senior [senior] en de samenwerking en omgang met hem echt heel naar te vinden.
Je deed vervolgens aan mij voor de 2e keer het zeer dringende verzoek om nu toch echt in een ander team geplaatst te mogen worden, (…)
Ik informeerde jou vervolgens (..) dat ik over jouw emotionele en dringende verzoek had nagedacht en had besloten je in team Declaraties(…) onder de senior Onur te willen plaatsen. (…) Je gaat nadenken over deze teamwisseling
Graag ontvang ik van jou voor (…) een schriftelijke reactie op de volgende vraag: Wil jij je taak gaan uitvoeren in een ander team, zijnde het team declaraties (…) onder leiding van de senior Onur (...)”
( o) Bij e-mail van 13 december 2021 heeft [verzoeker] aan [leidinggevende] geschreven: “(…) Ik heb gevraagd om naar een andere regio te wille, niet naar het team declaraties(…), ik ga niet akkoord met het wisselen van team omdat ik mijn werkzaamheden wil blijven uitvoeren die ik nu uitvoer. Het is een voor mij vreemd als ik niet volgens jullie functioneer dat jullie me dan niet in een regio plaatsen met de zelfde werkzaamheden, maar jullie willen me nieuwe dingen gaan aanleren? Bij deze hoop ik dat ik je duidelijk aangeef dat ik dit niet zie als een oplossing. Tevens wordt er dus totaal weer niet gekeken naar het probleem. Mijn probleem met [senior] wordt maar niet besproken. (…)”
( p) Bij brief van 27 januari 2022 heeft [hoofd bedrijfsvoering] namens BZ aan [verzoeker] een vierde officiële waarschuwing gestuurd. Bij e-mail van 21 februari 2022 heeft [verzoeker] daarop gereageerd: “Mijn excuses deze e-mail is mij ontgaan. Maar ik vind het wel belangrijk dat ik hierop reageer, dat ik het er niet mee eens ben.
Ook hiermee ben ik het zeker niet eens. Je hebt 3 December 2021 aangegeven een gesprek te willen. Die heeft altijd nog niet plaatsgevonden.
Ik voel mij dus totaal niet gehoord, ik bied al ruim 2 jaar me inzet voor oplossingen en zelfs een gesprek plant u niet in. En blijft doorgaan met het versturen van waarschuwingen.
Ik merk ook dat mijn meningen, bevindingen etc. totaal niets mee gedaan wordt. Na de dreiging met de rechter heb ik niets meer vernomen, praten over de problemen bleven uit. (…)”
( q) Eveneens op 21 februari 2022, bij e-mail van gelijke datum, heeft [hoofd bedrijfsvoering] namens BZ aan [verzoeker] geschreven: “Ondanks alle gesprekken en inmiddels 4 officiële waarschuwingen zien wij helaas geen verbetering in je houding, gedrag en werkzaamheden optreden.
Wij hebben dan ook moeten besluiten om de rechter te vragen jouw arbeidsovereenkomst te ontbinden. Het verzoek daartoe vind je bijgesloten (…)
Tot aan de uitspraak van de rechter stellen wij jou ‘vrij van werkzaamheden’. Concreet betekent dit dat je met ingang van vandaag niet werkt, wel je loon behoudt. (…)”