Gesprek met mevrouw [geïntimeerde]
(…)
Op 31 oktober 2019 had [geïntimeerde] dagdienst op afdeling D met [collega 1] , [collega 2] , [collega 5] , [collega 3] en [collega 4] . Zij wekte die dag de gedetineerden, zo ook [gedetineerde] . Die zat op dat moment op rapport achter de deur vanwege iets dat een paar dagen van te voren met [geïntimeerde] had plaatsgevonden.
(…)
Hierop is [geïntimeerde] naar beneden gegaan. Ze zei tegen [collega 1] dat [gedetineerde] niet wilde luchten. Vervolgens hoorde zij “ [voornaam] is een kankerhoer”. [geïntimeerde] herkende de stem van [gedetineerde] . Zij weet zeker dat de heren [collega 1] en [collega 2] , [collega 5] en [collega 3] het ook hebben gehoord. Op dat moment kwam [collega 2] ook de teamkamer in. Er werd toen door iemand (…) gezegd “we gaan verhaal halen”. De heren [collega 1] en [collega 2] liepen naar boven en [geïntimeerde] is daar achteraan gegaan gevolgd door [collega 3] .
Er is voorafgaand aan het naar boven gaan geen plan van aanpak gemaakt.
(…)
[geïntimeerde] zegt op dat moment aangeslagen te zijn geweest en mogelijk in een opwelling mee te zijn gelopen.
(…)
Conclusie ten aanzien van het overleg voorafgaand aan het incident:
Op basis van de verklaringen is vast komen te staan dat [collega 1] , [collega 2] en [geïntimeerde] op een bepaald moment voorafgaand aan het incident samen in de teamkamer waren.
[collega 5] zegt aanwezig te zijn geweest echter is er niemand die dit bevestig[t].
[collega 3] was niet in de teamkamer, die is op het vlak aangesloten bij de ingezette actie.
Vastgesteld kan worden dat er vooraf is besproken dat [gedetineerde] aangesproken zou worden. Er is geen verder plan van aanpak gemaakt hoe dit zou gebeuren en wie wat zou doen.
(…)
Conclusie ten aanzien van het openen van de celdeur en het naar binnen gaan:
Vast is komen te staan dat [collega 1] op 31/10/2019 om 07:52:44 uur de celdeur van [gedetineerde] opent en naar binnen gaat, gevolgd door [collega 2] , [geïntimeerde] en [collega 3] .
(…)
Conclusie ten aanzien van hetgeen zich in de cel afspeelde tot [gedetineerde] geboeid stond:
Het is op basis van de hiervoor staande onderzoeksresultaten aannemelijk dat [collega 1] [gedetineerde] bij binnenkomst direct heeft aangesproken op het schreeuwen naar [geïntimeerde] .
Ook is het aannemelijk dat [gedetineerde] op dat moment in zijn bed lag, vermoedelijk onder de dekens (verklaring [collega 3] ). [collega 1] heeft de gedetineerde vervolgens geslagen, zeker één keer (zoals [collega 1] zelf verklaart) maar waarschijnlijk vaker (een aantal keren zoals [gedetineerde] zegt, 5 tot 10 keer zoals [collega 3] aangeeft).
[collega 2] heeft de benen van [gedetineerde] vastgehouden. Of dit een beenklem is geweest (…) is op basis van de verklaringen niet vast te stellen.
(…)
Tijdens de worsteling met [gedetineerde] heeft [collega 2] de gedetineerde een aantal ‘knietjes’ in zijn rug/zij gegeven.
Omdat de gedetineerde geagiteerd werd door de aanwezigheid van de heren [collega 2] en [collega 1] hebben collega’s ( [collega 6] en [collega 7] ) hen gevraagd de cel te verlaten en hebben zij de actie verder afgemaakt. Door de heren [collega 6] , [collega 8] en [collega 7] is de gedetineerde vervolgens naar de isoleerafdeling gebracht.
Rol [geïntimeerde] tijdens de actie in de cel:
[geïntimeerde] zegt niet in de cel aanwezig te zijn geweest. Echter op basis van de camerabeelden is het duidelijk dat zij gedurende 23 seconden aanwezig is geweest in de cel. De cel is een kleine ruimte (ongeveer 10 m2). Het is dan ook aannemelijk dat zij heeft kunnen zien wat zich daar heeft afgespeeld. Als zij geconfronteerd wordt met de camerabeelden zegt zij zich niets van de actie te kunnen herinneren. Geen van de aanwezige collega’s verklaart dat zij een actieve rol heeft gehad tijdens het gebeuren in de cel.
Zij verklaart alarm gemaakt te hebben omdat zij ‘gestommel hoorde’.
Op de camerabeelden is te zien dat zij de cel uit loopt en haar pieper vast heeft. Het is daarom aannemelijk dat zij – zoals zij zelf verklaart – alarm gemaakt heeft.
(…)
Conclusie:
Tijdens dit onderzoek is vast komen te staan dat [geïntimeerde] – in tegenstelling tot hetgeen zij omschrijft in haar rapport – gedurende 23 seconden in de cel van [gedetineerde] is geweest. Gelet op de geringe afmeting van de cel (10m2) is het moeilijk voorstelbaar dat zij niets heeft gezien van wat zich daar heeft afgespeeld.
Na het zien van de camerabeelden verklaart zij zich niets meer te kunnen herinneren.’
( ix) Bij brief van 3 juni 2020 heeft de Staat – vertegenwoordigd door [plv vestigingsdirecteur] – [geïntimeerde] op de hoogte gesteld van het voornemen tot oplegging van de straf van verplaatsing naar PI Zuid-Oost, locatie Roermond. De brief houdt onder andere het volgende in:
‘
Verweten gedragingen
Op grond van de gedragscode DJI, het BI-rapport, de daarbij behorende twee addenda en uw reactie(s) op die stukken ben ik voornemens u de straf van een verplaatsing op te leggen op grond van Hoofdstuk 15 van de CAO Rijk. (…) Ik ben van mening dat [u] zich niet volgens de gedragscode DJI heeft gedragen/gehandeld en plichtsverzuim heeft gepleegd.
Het u verweten gedrag kan als volgt samengevat worden.
1. U heeft niet de-escalerend opgetreden richting de heren [collega 2] en [collega 1] en uw collega’s niet geholpen zich ook aan de regels te houden. U was ervan op de hoogte dat de gedetineerde aangesproken zou worden en dat dit ‘stevig’ zou gebeuren. U heeft daardoor een gebrek in professionaliteit en moreel vakmanschap getoond.
2. U heeft in uw melding in strijd met de werkelijke gebeurtenissen aangegeven dat u de cel van de gedetineerde niet betreden heeft. Ondanks de camerabeelden blijft u volhouden dat u de cel van de gedetineerde -hoe kort dit ook geweest is- niet betreden heeft. Het niet onder ogen willen zien van uw eigen handelen getuigt van een gebrek aan openheid en professionaliteit.
3. U was na het incident in de cel tezamen met de heren [collega 2] en [collega 1] in de teamkamer aanwezig. Er heeft daar een korte afstemming in uw aanwezigheid en/of met u plaatsgevonden om niet de werkelijke gebeurtenissen weer te geven. U ontkent dat er een afstemming plaatsgevonden heeft en heeft hierover niet naar waarheid verklaard.
4. U blijft ondanks de verschillende verklaringen van collega’s erin persisteren dat u alleen in de teamkamer aanwezig was nadat u alarm had gemaakt en voordat mevrouw [collega 9] u aantrof in de teamkamer. Het, ondanks meerdere getuigenverklaringen, niet onder ogen willen zien van uw eigen handelen of willen toegeven of herzien van uw standpunt getuigt van een gebrek aan openheid en professionaliteit.
De voorgaande punten leveren ieder voor zich, maar ook in onderlinge samenhang bezien (vermoedelijk) plichtsverzuim op.
Door dit (vermoedelijk) plichtsverzuim is het noodzakelijk in u stellen vertrouwen zeer ernstig geschaad en kan bij de PI Sittard geen vruchtbare samenwerking met u bereikt worden.
Voornemen
Gezien de beschadiging van het in u gestelde vertrouwen acht ik het passend u ten aanzien van het verweten gedrag/handelen u de straf van verplaatsing op te leggen. Iedere mogelijke andere straf (boete, berisping, vermindering IKB-uren, maximaal vier jaar uitsluiten van een periodieke salarisverhoging) zou betekenen dat u bij de PI Sittard zou blijven werken terwijl het vertrouwen in u en in een goede arbeidsrelatie met u is vervallen. Ik acht verplaatsing naar de PI Zuid-Oost, locatie Roermond dan ook passend.
Ik heb goede notitie genomen van de door u naar voren gebrachte (persoonlijke) omstandigheden en de door u opgesomde incidenten en gebeurtenissen van de afgelopen jaren (met name in relatie tot collega’s). Ook heeft u uw teleurstelling in de directie/management van de PI Sittard geuit.
Mede met inachtneming van deze omstandigheden acht ik een voortzetting van uw dienstverband bij een ander bevoegd gezag en (niet-historisch beladen) andere collega’s in een andere (werk)omgeving passend.’
( x) Bij brief van 18 augustus 2020 is aan [geïntimeerde] bevestigd dat haar op grond van Hoofdstuk 15 van de cao Rijk de straf van verplaatsing naar een andere werkplek (PI Zuid-Oost, locatie Roermond) wordt opgelegd. De straf is in tijd beperkt tot de duur van één jaar (1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021). Gedurende dat jaar wordt een belastbaarheidsonderzoek bij [geïntimeerde] uitgevoerd. Het einde van het jaar wordt afgesloten met een beoordeling.