GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Rolnummer : 07/279
Rolnummer Rechtbank : 06/2659 (KG)
arrest van de derde civiele kamer d.d. 16 april 2008
inzake
KOOLWIJK LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Bergambacht,
appellante in het principaal appel,
verweerster in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Koolwijk Logistics,
procureur: mr. W.P. den Hertog,
tegen
[DE WERKNEMER],
wonende te [Woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [de werknemer],
procureur: mr. R. van Rees.
Het geding
Bij exploot van dagvaarding van 28 november 2006 is Koolwijk Logistics in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Gouda, tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van 2 november 2006. Bij memorie van grieven heeft Koolwijk Logistics vijf grieven aangevoerd, die door [de werknemer] zijn bestreden bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel. [de werknemer] heeft in het incidenteel appel vier grieven aangevoerd en zijn eis vermeerderd. Koolwijk Logistics heeft hierop gereageerd bij memorie van antwoord in het incidenteel appel (met producties). Vervolgens hebben partijen de zaak mondeling bepleit aan de hand van pleitnotities, Koolwijk Logistics bij monde van mr. T. Bezmalinovic, advocaat te Rotterdam, [de werknemer] bij monde van zijn procureur. Daarbij heeft [de werknemer] zijn vordering op een onderdeel verminderd. Hierna zijn de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis onder 2.2 (a. t/m d) vastgestelde feiten zijn niet betwist, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
2. Het gaat in dit geding, voorzover thans nog van belang, zakelijk weergegeven om het volgende.
(i) [de werknemer] is op 26 augustus 2002 in dienst getreden bij Koolwijk Logistics als warehouse medewerker. Later is hij voorman geworden. Zijn werkzaamheden omvatten het werken met een heftruck en een wikkelmachine. In de loop van 2006 is hij overgeplaatst naar een Koolwijk-vestiging in Moerdijk.
(ii) [de werknemer] heeft een brief d.d. 13 juli 2006 ontvangen met als het briefhoofd Koolwijk Moerdijk B.V. (verder: Koolwijk Moerdijk), Transportstraat 2, Postbus 91 2860 AB Bergambacht, met telefoon- en faxnummer, alsmede E-mail: info@koolwijk-logistics.com en WWW.Koolwijk-logistics.com. Deze brief is ondertekend door [de leidinggevende] (verder: [de leidinggevende]).
Blijkens deze brief werd [de werknemer] op staande voet ontslagen, kort gezegd, wegens de dag daarvoor gebleken drugsgebruik in combinatie met disfunctioneren en meer in het bijzonder een aantal incidenten waarvoor hij meermalen mondeling en schriftelijk was gewaarschuwd (onder meer met dreiging van een ontslag op staande voet). De brief maakt melding van een ernstig drugsprobleem bij [de werknemer] , afwezigheid van de werkplek, slapen op een heftruck, dit met alle risico’s van dien, de hardnekkige weigering om aan redelijke opdrachten te voldoen en veronachtzaming van zijn leidinggevende functie.
(iii) Bij brief van 31 juli 2006, gericht aan Koolwijk Bergambacht B.V. en verzonden naar het onder 2(ii) genoemde postbusnummer, heeft [de werknemer] zich beroepen op de nietigheid van het ontslag, stellende dat er geen dringende reden voor ontslag op staande voet was. Daarbij heeft hij aanspraak gemaakt op doorbetaling loon.
Verder heeft hij in deze brief aangegeven wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat te zijn werkzaamheden te verrichten en heeft hij verzocht hem ziek te melden bij het UWV en de bedrijfsarts. [de werknemer] heeft tevens aangegeven zich beschikbaar te houden voor de overeengekomen werkzaamheden zodra hij hersteld is.
(iv) [de werknemer] heeft in de brief van 31 juli 2006 erkend psychische problemen en een drugsprobleem te hebben en cocaïne te gebruiken. Hij heeft ontkend drugs in werktijd gebruikt te hebben. Ook heeft [de werknemer] aangegeven al enige tijd te kampen te hebben met psychische en lichamelijke klachten en op de wachtlijst voor een afkickkliniek te staan.
(v) In de periode na het ontslag heeft [de werknemer] enige tijd op uitzendbasis gewerkt. Sinds zomer 2007 heeft hij vast werk (als internationaal vrachtwagenchauffeur).
(vi) Niet lang na het ontslag is [de werknemer] enige tijd (naar zijn zeggen een week) opgenomen geweest in een afkickkliniek.
(vii) Met ingang van 13 november 2006 is de arbeidsovereenkomst, voorzover vereist, door de rechtbank ontbonden (wegens gewichtige reden).
3. [de werknemer] heeft in eerste aanleg gevorderd, voorzover thans nog van belang:
a) doorbetaling loon vanaf 13 juli 2006 tot rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst; en
b) betaling van de ploegentoeslag vanaf 2002 tot de rechtsgeldige beëindiging van het dienstverband, in totaal tot 2006 € 7.618,35 bruto bedragend;
c) vermeerderd met wettelijke verhoging en rente.
4. De rechtbank heeft vordering a) vermeerderd met 10% verhoging en wettelijke rente, toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen. De proceskosten zijn daarbij gecompenseerd.
5. Koolwijk Logistics is hiertegen in hoger beroep gekomen en heeft geconcludeerd tot alsnog afwijzing van alle vorderingen van [de werknemer] .
6. [de werknemer] heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd en zijnerzijds incidenteel hoger beroep ingesteld. Hij vordert thans na vermeerdering en vermindering van eis bij memorie van antwoord c.q. pleidooi,
genoemde post a) alsmede
d) ploegentoeslag vanaf 2002 tot 13 november 2006 ten bedrage van € 9.293,35 bruto;
e) het vakantiegeld ad € 1.304,57 bruto;
f) de vergoeding voor vakantiedagen ad € 1.717,80 bruto;
g) alles voorzover mogelijk vermeerderd met wettelijke verhoging en rente;
h) afgifte van specificaties terzake van vorenstaande bedragen en van een getuigschrift, af te geven binnen een maand na arrest op straffe van een dwangsom;
i) veroordeling van Koolwijk Logistics in de proceskosten.
Het ontslag op staande voet, vordering a)
7. De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Het hof oordeelt hierover als volgt.
De ontslagbrief
8. Niet langer in geschil is dat [de werknemer] nog steeds in dienst was bij Koolwijk Logistics op het moment dat hij werd ontslagen. Ook is niet, althans niet voldoende gemotiveerd weersproken dat [de werknemer] de ontslagbrief van 13 juni 2006 (met als briefhoofd Koolwijk Moerdijk B.V.) heeft opgevat als komend van zijn werkgever en dat hij dit standpunt is blijven huldigen toen hij al was voorzien van rechtsgeleerde bijstand en dat hij zich daar (ook daarna) naar heeft gedragen. Het hof verwijst hiervoor onder meer naar de inleidende dagvaarding in deze procedure.
Onder deze omstandigheden doet het geen recht aan de maatschappelijke realiteit om de formele omstandigheid dat het briefhoofd op de ontslagbrief behoorde bij een aan Koolwijk Logistics gelieerde vennootschap (overigens gevestigd op hetzelfde adres, met als e-mailadres Koolwijk Logistics en ondertekend door [de leidinggevende] , die directeur is van zowel Koolwijk Logistics als Koolwijk Moerdijk) aan te merken als een ontoereikende ontslagaanzegging in de zin van artikel 7: 677 lid 1 BW. Beide partijen hebben immers hetzelfde bedoeld respectievelijk begrepen, te weten: de wens van de werkgever (in de persoon van [de leidinggevende] ) om [de werknemer] op staande voet te ontslaan wegens een dringende, onverwijld meegedeelde reden. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat in deze procedure door Koolwijk Logistics aanvankelijk het standpunt is ingenomen dat Koolwijk Moerdijk werkgever was (geworden).
Er zijn bovendien geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken om te oordelen dat [de werknemer] door deze omissie is benadeeld.
De gestelde dringende reden
9. [de werknemer] heeft betwist dat er sprake was van zodanige omstandigheden dat redelijkerwijs van de werkgever niet te vergen was de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
10. De ontslagbrief van 13 juli 2006 houdt onder meer in:
“Naast alle incidenten die zich de afgelopen periode hebben voorgedaan en waar ik u meerdere malen zowel mondeling als schriftelijk op heb aangesproken (en u daarbij ook heb gewaarschuwd voor de mogelijk voor u negatieve gevolgen van deze gedragingen, waaronder een ontslag op staande voet ) heb ik gisteren begrepen dat u al geruime tijd een ernstig drugprobleem hebt.
De afgelopen periode hebt u geregeld problemen gehad met collega’s, bleek dat u soms tijdens werktijd geruime tijd gewoonweg afwezig was en bent u zelfs slapend op een heftruck aangetroffen. Gelet op de machines waarmee u werkt, is het een wonder dat er geen (ernstige) ongelukken zijn gebeurd.
Bovendien bracht uw functie als voorman vele bijkomende verantwoordelijkheden en plichten met zich mee (u hebt vanuit deze functie immers de leiding over een aantal losploegen en een aantal heftruckchauffeurs), die u gelet op bovengenoemde omstandigheden grovelijk hebt verontachtzaamd, althans op een zodanige manier hebt uitgeoefend dat u bent overgeplaatst naar een niet-leidinggevende functie. Nadat (…)
In dit verband wijs ik u er ook op dat u met uw drugsgebruik ook artikel 5 sub 5 van de van toepassing zijnde CAO voorwaarden hebt overtreden. (…) U diende als werknemer uw dienst aan te vangen zonder invloed van bovengenoemde middelen. U hebt dit beding meerdere malen overtreden, hetgeen een ernstige zaak is.
11. Niet in geschil is dat [de werknemer] werkte met machines, zoals een vorkheftruck en een wikkelmachine, die gevaar kunnen opleveren bij onzorgvuldig gebruik. Evenmin is in geschil dat [de werknemer] in die periode cocaïne gebruikte. Daarnaast staat als niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken vast dat [de werknemer] diverse malen was gewaarschuwd. Bovendien is (in het kader van deze kort geding-procedure) voldoende aannemelijk geworden dat [de werknemer] diverse malen slapend is aangetroffen op zijn werk. Het hof wijst daarvoor mede naar de bij conclusie van antwoord overgelegde producties, die niet, althans niet voldoende gemotiveerd zijn weersproken.
Onder deze omstandigheden kan van de werkgever, zeker gelet op de aard van de werkzaamheden (het werken met gevaarlijke machines) redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsrelatie te laten voortduren. Dit wordt niet anders door de stelling van [de werknemer] dat hij de cocaïne niet onder werktijd gebruikte, nu er weinig zekerheid is dat dergelijk harddrugsgebruik te reguleren valt. Het verweer van [de werknemer] wordt verworpen.
12. Het voorgaande leidt er toe dat vordering a) moet worden afgewezen.
Vorderingen d) e) f) g) en h)
13. Deze vorderingen missen het voor een beslissing in kort geding vereiste spoedeisend belang. Daar komt bij dat deze zich, gelet op de ingewikkeldheid ervan en de noodzaak tot nader onderzoek ten gronde, ook hierom niet lenen voor een kort geding. [de werknemer] kan dan ook niet in deze vorderingen worden ontvangen.
Vordering i)
14. Voorzover deze vordering de specificaties betreft deelt deze het lot van de in r.o. 13 genoemde vorderingen.
Ten aanzien van het gevraagde getuigschrift oordeelt het hof een voldoende spoedeisend belang aanwezig.
15. Op grond van artikel 7:656 BW is de werkgever bij het einde van de arbeidsovereenkomst verplicht de werknemer op diens verzoek een getuigschrift uit te reiken dat voldoet aan de in lid 2 vermelde eisen. De vordering van [de werknemer] tot afgifte van een getuigschrift is dan ook toewijsbaar. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat nog niet aan alle procedures tussen partijen een definitief einde is gekomen. Vast staat immers wél dat inmiddels aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen een einde is gekomen.
Het hof ziet geen aanleiding aan deze vordering een dwangsom te verbinden, nu [de werknemer] niet eerder om een getuigschrift heeft gevraagd en Koolwijk Logistics zich in beginsel niet tegen afgifte ervan heeft verzet.
Slotsom
16. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven van Koolwijk Logistics slagen, dan wel niet meer (afzonderlijk) behandeld hoeven te worden. Het hof komt niet toe aan de behandeling van de grieven 1 t/m 3 van [de werknemer] , behoudens de zojuist besproken kwestie van het getuigschrift. Grief 4 van [de werknemer] betreffende de proceskosten-veroordeling faalt. [de werknemer] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en beslist zal worden als na te melden.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis; en opnieuw rechtdoende:
- wijst alsnog af de vorderingen van [de werknemer] in eerste aanleg;
- veroordeelt [de werknemer] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, tot zover aan de zijde van Koolwijk Logistics begroot op € 400,-- aan salaris van de procureur;
- veroordeelt Koolwijk Logistics om binnen een maand na betekening van dit arrest aan [de werknemer] een getuigschrift af te geven dat voldoet aan de eisen van artikel 7:656 lid 2 BW;
- veroordeelt [de werknemer] in de kosten van het hoger beroep, tot zover aan de zijde van Koolwijk Logistics in het principaal appel begroot op € 71,32 aan kosten der dagvaarding, € 251,-- aan griffierecht en € 2.682,-- aan salaris van de procureur; en in het incidenteel appel begroot op € 894,-- aan salaris van de procureur;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- verklaart [de werknemer] niet ontvankelijk in zijn vorderingen, genoemd in r.o. 13 en 14, eerste zin;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.H.W. de Planque en A.G.. Beets en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2008 in aanwezigheid van de griffier.