GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.007.734/01
Rolnummer (oud) : C08/324
Rolnummer rechtbank : 07/9848
arrest van de negende civiele kamer d.d. 23 februari 2010
inzake
Job Career B.V. ,
gevestigd te Poeldijk, gemeente Westland,
appellante,
hierna te noemen: Job Career,
advocaat: mr. E. Grabandt te 's-Gravenhage,
tegen
[de werknemer],
wonende te [Woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [de werknemer],
advocaat: mr. P.S.M. van den Enden te Naaldwijk, gemeente Westland.
Het geding
Bij exploot van 20 februari 2008, hersteld bij exploot van 6 maart 2008, is Job Career in hoger beroep gekomen van het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, van 24 januari 2008, gewezen tussen partijen. Daarbij heeft Job Career vier grieven aangevoerd, die door [de werknemer] bij memorie van antwoord zijn bestreden.
Tot slot heeft [de werknemer] - onder overlegging van zijn procesdossier - arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De Voorzieningenrechter heeft onder 1.1 t/m 1.3 een aantal feiten vastgesteld. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
2. Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om het volgende.
2.1. [de werknemer], geboren op [geboortedatum], is op [datum] in loondienst getreden bij Job Career en was laatstelijk werkzaam in de functie van bedrijfsleider - te werk gesteld bij kwekerij Harting-Vollebregt B.V. te De Lier - tegen een salaris van € 1.999,67 netto per vier weken, te vermeerderen met emolumenten.
2.2. Bij brief van 19 november 2007 heeft Job Career [de werknemer] medegedeeld dat Job Career noodgedwongen het dienstverband met [de werknemer] per 22 november 2007 moest beëindigen. Job Career heeft daarbij vermeld dat Harting Vollebregt B.V. de samenwerking met Job Career begin oktober 2007 heeft opgeschort en dat Job Career zonder resultaat heeft gepro¬beerd ander, passend werk voor [de werknemer] te vinden.
2.3. Bij brief van 6 december 2007 heeft (de gemachtigde van) [de werknemer] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het gegeven ontslag en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden.
2.4. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van Job Career is de arbeidsovereenkomst tussen partijen bij beschikking van 24 januari 2008 ontbonden met ingang per 7 februari 2008. Daarbij is aan [de werknemer] een vergoeding toegekend ad € 14.620,50 bruto.
2.5. In eerste aanleg vorderde [de werknemer] kort gezegd (in conventie):
a. € 2.309,27 netto (zijnde € 99,67 aan netto loon over periode 11 van 2007, € 1.999.67 aan netto loon over periode 12 van 2007, het totaal vermeerderd met 10% aan wettelijke verhoging);
b. € 1.999,67 aan netto loon per vier weken vanaf week 48 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst;
c. een en ander met wettelijke rente en proceskosten.
2.6. In eerste aanleg vorderde Job Career (in reconventie) € 35.000,= met wettelijke rente en proceskosten, waartoe Job Career bij de mondelinge behandeling heeft aangevoerd dat deze vordering ziet op diverse malen aan [de werknemer] geleende geldbedragen.
2.7. Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering in reconventie wegens gebrek aan spoedeisend belang afgewezen. De vordering in conventie, die als zodanig niet is weersproken, is onder afwijzing van het gedane beroep op verrekening met de vordering in reconventie, toegewezen.
3. Het hof zal de met de grieven en de toelichting daarop aan de orde gestelde vragen hieronder behandelen en overweegt daartoe als volgt.
4. Het hof stelt voorop dat het hier betreft het hoger beroep van een vonnis van de Voorzieningenrechter. Dit brengt mee dat voor toewijzing van de gevraagde voorlopige voorzieningen pas aanleiding is indien met voldoende mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de vorderingen in de bodemzaak zullen worden toegewezen. Voorts is in een dergelijke procedure - ook in hoger beroep - geen plaats voor getuigenbewijs. De spoedeisendheid van een loonvordering acht het hof een gegeven.
5. Gelet op de periode waarop de loonvordering - tot aan de ontbindingsdatum - betrekking heeft acht het hof onvoldoende aannemelijk dat deze vordering, die als zodanig niet is weersproken, desgevraagd door de bodemrechter zal worden gematigd. De wettelijke ondergrens van drie maanden loon als bedoeld in artikel 7:680a BW en het feit dat de reden voor de ontbinding onweersproken was gelegen in wegvallen van opdrachten en niet aannemelijk is gemaakt dat [de werknemer] hiervan een verwijt kan worden gemaakt, zodat die reden in de risicosfeer van de werkgever ligt, spelen hierbij een belangrijke rol.
6. Job Career heeft zich ten aanzien van de loonvordering voorts beroepen op verrekening met haar vordering in reconventie. Verrekening is - ook bij einde dienstverband - op grond van art. 7:632, tweede lid, BW slechts mogelijk voor zover het loon de beslagvrije voet overtreft. Tot aan die grens treft dit verweer derhalve geen doel.
7. Ten aanzien van de lening heeft (de gemachtigde van) [de werknemer] in eerste aanleg zeer verschillende standpunten ingenomen die niet met elkaar vallen te rijmen. Kort gezegd: nooit enig bedrag geleend en voorts onaannemelijk dat er nooit iets is verrekend, hetgeen nooit heeft plaatsgevonden (pleitaantekeningen eerste aanleg); wel € 15.000,= geleend maar dat is via diverse verrekeningen etc. volledig terugbetaald (proces-verbaal mondelinge behandeling eerste aanleg, van welk proces-verbaal [de werknemer] de juistheid niet heeft weersproken). Voor die "discrepantie" wordt geen enkele verklaring gegeven en evenmin wordt eni¬ge concrete onderbouwing gegeven voor de stelling dat het - inmiddels erkende geleende bedrag van € 15.000,= - inmiddels geheel zou zijn terugbetaald, hoewel dat - zeker in hoger beroep - wel op zijn weg had gelegen. De enkele stelling dat is terugbetaald via extra overwerk en verrekening met vakantietoeslag, inhoudingen op zijn loon en contante terugbetalingen is te vaag om als voormelde onderbouwing te kunnen gelden. Het hof acht dan ook voorshands aannemelijk dat [de werknemer] een bedrag van € 15.000,= van Job Career heeft geleend en nog niet heeft terugbetaald.
8. Een en ander leidt er toe dat het hof de kans dat in een bodemzaak - voor wat betreft het loon boven de beslagvrije voet - de loonvordering uiteindelijk zal worden toegewezen, te klein acht om voor dat deel een voorlopige voorziening te geven, ook wanneer de ontbin¬dingsvergoeding (als "verrekeningsobject") in de beoordeling wordt betrokken.
9. Voor wat betreft de vordering in reconventie heeft Job Career - afgezien van het voorgaande - onvoldoende gesteld om deze (geld-)vordering in hoger beroep in het kader van een voorlopige voorziening toewijsbaar te achten.
10. Het bovenstaande leidt er toe dat de grieven in zoverre slagen en voor het overige geen behandeling behoeven. Het vonnis waarvan beroep - voor zover in conventie gewezen - zal niet in stand kunnen blijven. De vordering in conventie is overigens niet weersproken en gelet op het voorgaande toewijsbaar zoals hierna vermeld, waarbij in acht is genomen dat het loon over periode 11 van 2007 blijkens de vordering grotendeels is voldaan en er met betrekking tot die periode dus geen sprake (meer) is van een beslagvrije voet.
10. Bij deze uitkomst past het om de kosten van het geding - zowel in eerste aanleg in conventie als in hoger beroep - te compenseren.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, van 24 januari 2008, uitsluitend voor zover in conventie gewezen tussen partijen, en bekrachtigt dit vonnis voor zover in reconventie gewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
. veroordeelt Job Career om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [de werknemer] te betalen het bedrag van de voor [de werknemer] geldende beslagvrije voet als bedoeld in art. 475d Rv. voor de loonbetalingen ad € 1.999,667 per vier weken over periode 12 van 2007 en de perioden nadien tot 7 februari 2008 (ontbindingsdatum), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW daarover vanaf de datum van de inleidende dagvaarding (zijnde 14 december 2007) of, voor de later verschuldigd geworden loontermijnen, vanaf de datum van opeisbaarheid;
- verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het in conventie meer of anders gevorderde;
- compenseert de kosten van het geding in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.H. van Coeverden, C.G. Beyer-Lazonder en T.L. Tan en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2010 in aanwezigheid van de griffier.