Uitspraak
typ. CK
zaaknr. HD 103.005.470
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 27 januari 2009,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EINDHOVENSE TOERISTEN SERVICE B.V., handelend onder de naam SOLMAR TOURS,
gevestigd te Maarheeze, gemeente Cranendonck,
appellante bij exploten van dagvaarding van
25 juni 2007,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen:
1. [GEINTIMEERDE SUB 1],
2. [GEINTIMEERDE SUB 2],
3. [GEINTIMEERDE SUB 1] EN [GEINTIMEERDE SUB 2], handelend als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter [PERSOON 1],
4. [GEINTIMEERDE SUB 3],
allen wonende te [plaats],
geïntimeerden bij gemelde exploten,
advocaat: mr. R.H. van Muijen,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 25 april 2007 tussen appellante - Solmar Tours - als gedaagde en geïntimeerden - [geïntimeerden] - als eisers.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 146697/HA ZA 06-1688)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenvonnis van 6 december 2006.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft Solmar Tours twee producties overgelegd, twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzing van de vordering van [geïntimeerden], met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerden] de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Grief I houdt in dat de rechtbank ten onrechte is voorbij gegaan aan het beroep op overmacht van Solmar Tours.
Grief II houdt in dat de rechtbank ten onrechte er aan is voorbij gegaan dat [geïntimeerden] haar schade had kunnen claimen bij de verzekeraar van de busonderneming Bus Partner B.V.B.A.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. [geïntimeerde sub 1] heeft op 4 juni 2005 voor zijn gezin een reis geboekt bij Solmar Tours, die actief is als reisorganisator. Het betrof een pakketreis, waarin zowel vervoer per bus naar Malgrat de Mar (Spanje) en terug als het verblijf ter plaatse in een hotel was begrepen. De vertrekdatum was 8 juli 2005. Tijdens de reis, op 9 juli 2005, ontstond een ernstig ongeval. De bus waarin [geïntimeerden] werd vervoerd raakte van de weg op de Autoroute du Sud (A9) te Frankrijk en kantelde vervolgens. De bus werd vrijwel geheel vernield. Ten gevolge van het ongeval vielen twee doden en 66 gewonden. Ook [geïntimeerden] heeft als gevolg van dat ongeval letsel opgelopen.
4.1.2. Het busvervoer is in opdracht van Solmar Tours uitgevoerd door de Belgische busvervoeronderneming Bus Partner B.V.B.A. (verder: Bus Partner). Solmar Tours heeft de advocaat van [geïntimeerden] erop gewezen dat Fortis AG de verzekeraar is van Bus Partner. Deze advocaat heeft via Solmar een brief geschreven aan Fortis AG. Fortis AG heeft de advocaat vervolgens geschreven dat zij als BA-verzekeraar van de bus in eerste instantie tussenkomst zal verlenen en dat de vergoedingsprincipes effectief volgens Frans dan wel Belgisch recht verlopen.
4.1.3. Op de tussen [geïntimeerden] en Solmar Tours gesloten reisovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing, welke onder meer inhouden dat Nederlands recht bij uitsluiting van toepassing is.
4.1.4. [geïntimeerden] heeft Solmar Tours aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade op grond van de reisovereenkomst, c.q. onrechtmatige daad. Zij vorderde dat de rechtbank zou bepalen dat Solmar Tours aansprakelijk is voor de door [geïntimeerden] geleden schade als gevolg van het busongeval van 9 juli 2005 en dat de omvang van de door ieder lid van de familie geleden schade zal worden vastgesteld naar Nederlands recht en Nederlandse maatstaven, met veroordeling van Solmar Tours in de kosten van het geding.
4.1.5. Nadat de rechtbank een comparitie van partijen had gehouden heeft zij beslist dat Solmar Tours aansprakelijk is voor de door [geïntimeerden] geleden schade als gevolg van het busongeval van 9 juli 2005 en bepaald dat de omvang van de schade wordt vastgesteld naar Nederlands recht, met veroordeling van Solmar Tours in de proceskosten. De vordering te bepalen dat de omvang van de schade wordt vastgesteld naar "Nederlandse maatstaven" heeft de rechtbank afgewezen, omdat niet was toegelicht wat daarmee werd bedoeld.
4.2. Solmar Tours heeft zich beroepen op overmacht. Zij stelde dat haar geen verwijt treft, omdat zij de busreis heeft laten uitvoeren door een gerenommeerde onderneming met een deugdelijke bus en met een bekwame chauffeur. De rechtbank heeft geoordeeld dat die omstandigheden geen overmacht opleveren. De gestelde omstandigheden dat het rijtijdenbesluit is nageleefd en dat twee chauffeurs elkaar afwisselden leiden volgens de rechtbank evenmin tot het aannemen van een overmachtsituatie. Het ter comparitiezitting door de vertegenwoordiger van Solmar Tours meegedeelde relaas van de chauffeur dat een andere partij voor hem is ingevoegd, waardoor hij een abrupte uitwijkmanoeuvre moest maken, achtte de rechtbank niet onderbouwd en bovendien moeilijk te rijmen met de niet serieus betwiste omstandigheid dat de chauffeur is veroordeeld door de Franse rechter in verband met het ongeval. Gelet op het ontbreken van concrete feitelijk onderbouwde stellingen omtrent de toedracht van het ongeval en van een gespecificeerd bewijsaanbod heeft de rechtbank het beroep van Solmar Tours op overmacht verworpen.
4.3. De eerste grief is gericht tegen het hiervoor weergegeven oordeel van de rechtbank. Solmar Tours heeft aangevoerd dat zij voor het busvervoer contracten heeft afgesloten met busondernemingen aan wie zij hoge eisen stelt. Zij heeft haar contract met Bus Partner overgelegd, waaruit blijkt dat Solmar Tours heeft bedongen dat alleen zeer deugdelijke bussen en bekwame chauffeurs mogen worden ingezet en dat alle bepalingen o.a. op het gebied van de rijtijden exact moeten worden nagekomen. Zij heeft daarmee gedaan wat zij kon doen. Zij heeft regelmatig controles uitgeoefend met betrekking tot de kwaliteit van de bussen en de chauffeurs en biedt aan dat te bewijzen. De bus waarmee de aanrijding plaatsvond was ook volstrekt deugdelijk, de chauffeur was bekwaam en ervaren. Hij was fit op het moment van het ongeluk omdat hij net zijn collega had afgelost, er is geen drankmisbruik geconstateerd, evenmin rijden met te hoge snelheid of overtreding van het rijtijdenbesluit. Aan de chauffeur of de bus kan kortom niets verweten worden, aldus Solmar Tours. In die situatie moet van overmacht worden uitgegaan, zo stelt zij.
4.4.1. De overeenkomst tussen [geïntimeerden] en Solmar Tours is een reisovereenkomst waarop titel 7A van Boek 7 BW van toepassing is. De rechtbank heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat hier sprake is van non-conformiteit in de zin van artikel 7:507 BW. Solmar Tours is ingevolge dit artikel verplicht de schade van [geïntimeerden] te vergoeden, tenzij de tekortkoming in de nakoming niet aan haar is toe te rekenen noch aan de persoon van wiens hulp zij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, omdat een van de onder a t/m c van lid 2 van dit artikel genoemde situaties zich voordoet.
4.4.2. Het hof zal veronderstellenderwijs tot uitgangspunt nemen dat het busongeval niet is toe te rekenen aan Solmar Tours zelf, omdat zij zorgvuldig is geweest in de keuze van de door haar ingeschakelde busonderneming en controles heeft uitgevoerd. Dat betekent echter nog niet dat zij niet aansprakelijk is. Zij is immers ook aansprakelijk als het ongeval is toe te rekenen aan de persoon van wiens hulp zij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakte, in dit geval Bus Partner. Aansprakelijkheid van Solmar Tours ontbreekt als Bus Partner zich in de zin van de hier van toepassing zijnde bepalingen op overmacht kan beroepen. Op Solmar Tours rust de plicht voldoende feiten te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit blijkt dat daarvan sprake is.
4.4.3. Niet is gesteld of gebleken dat de tekortkoming is te wijten aan [geïntimeerden] zelf of een derde die niet bij de levering van de in de reis begrepen diensten betrokken is, zodat alleen art 7:507 lid 2 sub c BW in dit geval van belang is. Volgens art. 7:507 lid 2 sub c BW is de tekortkoming niet toe te rekenen als zij is te wijten aan overmacht als bedoeld in art. 7:504 lid 3 sub b BW dan wel aan een gebeurtenis die Bus Partner met inachtneming van alle mogelijke zorgvuldigheid niet kon voorzien of verhelpen. Volgens art 7:504 lid 3 sub b BW wordt onder overmacht verstaan abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden.
4.4.4. Solmar Tours heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat een overmachtsituatie als hier omschreven zich heeft voorgedaan. Zij heeft weliswaar gesteld dat de chauffeur een uitwijkmanoeuvre heeft moeten maken vanwege een plotseling invoegende auto, met als gevolg dat de bus is gekanteld, maar zij heeft die stelling, die door [geïntimeerden] is betwist, op geen enkele manier onderbouwd. Zij heeft bijvoorbeeld geen verklaring van de chauffeur overgelegd. Zij heeft ook geen gegevens overgelegd betreffende het in Frankrijk ingestelde onderzoek naar het ongeval. Tijdens de comparitie in eerste aanleg is namens Solmar Tours verklaard dat die gegevens niet eens zijn opgevraagd bij de buschauffeur of de Franse autoriteiten. Ook in hoger beroep heeft Solmar Tours niet weersproken dat de chauffeur is veroordeeld door de Franse strafrechter, hetgeen met de door Solmar Tours gestelde toedracht van het ongeval moeilijk te rijmen is. Ook het feit dat volgens Solmar Tours de verzekeraar van Bus Partner meteen aansprakelijkheid heeft erkend (verklaring ter comparitie) duidt er niet op dat van overmacht aan de kant van Bus Partner sprake is.
4.4.5. Gezien hetgeen het hof hiervoor in 4.4.2. heeft overwogen heeft het specifieke bewijsaanbod van Solmar Tours bovenaan blad 4 van haar memorie geen zin. Voor het overige is haar bewijsaanbod slechts in algemene termen gedaan. Solmar Tours heeft geen concrete omstandigheden te bewijzen aangeboden die overmacht zouden kunnen opleveren. Het hof zal het bewijsaanbod daarom passeren.
4.4.6. De conclusie uit het voorgaande is dat het beroep van Solmar Tours op overmacht moet worden verworpen en dat de grief faalt.
4.5. De tweede grief van Solmar Tours is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerden] niet verplicht is zich ter vergoeding van haar schade te wenden tot de verzekeraar van Bus Partner. Volgens Solmar Tours brengt de redelijkheid en billijkheid en de goede trouw mee dat [geïntimeerden] haar schade had moeten regelen met Fortis AG. Volgens Solmar Tours heeft [geïntimeerden] haar schade niet beperkt en niet als goede contractspartij gehandeld door haar, Solmar Tours, aan te spreken.
4.6. Ook deze grief faalt. Terecht en op goede gronden, die het hof onderschrijft, heeft de rechtbank geoordeeld dat het [geïntimeerden] vrijstaat wie zij aanspreekt indien meerdere personen aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade, temeer indien het aanspreken van Bus Partner of haar verzekeraar diverse mogelijke nadelen voor [geïntimeerden] oplevert. Met beperking van schade heeft dat niets van doen. Solmar Tours heeft in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden.
4.7 Nu beide grieven falen moet het vonnis van de rechtbank bekrachtigd worden. Solmar Tours zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Solmar Tours in de kosten van de procedure in hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [geïntimeerden] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 300,- aan verschotten en € 894,- aan salaris van de advocaat, op de voet van artikel 243 Rv te voldoen aan de griffier van dit hof.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Groot-van Dijken, Huijbers-Koopman en Wabeke en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 januari 2009.