zaaknr. HD 200.002.458
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 19 januari 2010,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. M.J.W. van Ingen,
tegen:
[GEINTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
advocaat: mr. J. Quakkelaar,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 14 juli 2009 in het hoger beroep van de door de rechtbank Roermond onder nummer 77713/HA ZA 07-51 gewezen vonnissen van 27 juni 2007 en 14 november 2007.
6. Het tussenarrest van 14 juli 2009
Bij genoemd arrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van [geïntimeerde] en is iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
[geïntimeerde] heeft een akte na tussenarrest genomen en daarbij een productie overgelegd.
[appellant] heeft een antwoordakte genomen.
Vervolgens hebben partijen wederom uitspraak gevraagd.
Alleen [geïntimeerde] heeft daartoe zijn procesdossier overgelegd.
8. De verdere beoordeling
8.1. Het onderhavige hoger beroep is gericht tegen vonnissen die in een verzetprocedure zijn gewezen.
In het tussenarrest heeft het hof ambtshalve geconstateerd dat het verzet door [appellant] te laat is ingesteld indien het daaraan voorafgaande verstekvonnis van 27 september 2006 inderdaad op de in de memorie van antwoord genoemde datum van vrijdag 8 december 2006 aan [appellant] in persoon is betekend.
Het hof heeft in het tussenarrest voorts als voorlopig oordeel gegeven:
dat, indien het verzet inderdaad te laat is ingesteld, het hof het verzetvonnis van 14 november 2007, waarin het verzet ontvankelijk is geacht, ambtshalve moet vernietigen;
dat het hof dan, opnieuw rechtdoende, het verzet ambtshalve alsnog niet-ontvankelijk moet verklaren.
Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich over het voorgaande uit te laten. Het hof heeft [geïntimeerde] daarbij opgedragen het exploot van betekening van het verstekvonnis over te leggen.
8.2. [geïntimeerde] heeft een afschrift van het exploot van betekening van het verstekvonnis overgelegd. Uit dat exploot blijkt dat het verstekvonnis inderdaad op vrijdag 8 december 2006 aan [appellant] in persoon is betekend.
[appellant] heeft dat in zijn antwoordakte niet betwist.
Daarmee is komen vast te staan dat het verzet tegen het verstekvonnis door [appellant] na afloop van de verzettermijn en dus te laat is ingesteld. Het hof verwijst naar hetgeen dienaangaande in rechtsoverweging 4.4.1 van het tussenarrest is overwogen.
8.3.1. Ten aanzien van de vraag welke gevolgen hieraan moeten worden verbonden, heeft [geïntimeerde] zich in zijn akte na tussenarrest gerefereerd aan het oordeel van het hof.
8.3.2. [appellant] heeft in zijn antwoordakte, samengevat, het volgende aangevoerd.
Ten tijde van het wijzen van de beroepen vonnissen in de verzetprocedure was aan de rechtbank niet kenbaar dat het verstekvonnis op 8 december 2006 aan [appellant] in persoon was betekend. De rechtbank kon dus niet anders oordelen dan dat [appellant] in het verzet ontvankelijk was. Er was aan de zijde van de rechtbank dus sprake van een "verschoonbare rechtsdwaling".
Indien tegen een dergelijke "verschoonbare rechtsdwaling" geen grief is aangevoerd, moet de betreffende beslissing van de rechtbank door het hof gerespecteerd worden. Dat is ook het geval indien de beslissing op grond van de in hoger beroep beschikbaar gekomen gegevens in strijd blijkt te zijn met de van openbare orde zijnde regels omtrent verzettermijnen.
8.3.3. Dit betoog van [appellant] vindt geen steun in het recht. Het hof volgt het betoog dus niet. In dit hoger beroep is komen vast te staan dat het verzet te laat is ingesteld. De regeling van de verzettermijn is van openbare orde, staat niet ter vrije beschikking van partijen en dient dus ambtshalve door het hof te worden toegepast.
Het hof verwijst naar hetgeen daarover al in het tussenarrest is overwogen. Of het de rechtbank al dan niet aan te rekenen is dat zij het te laat ingestelde verzet ontvankelijk heeft geacht en of daarbij een gebrekkige informatieverstrekking door partijen een rol heeft gespeeld, is niet van belang. Hetgeen [appellant] overigens nog heeft aangevoerd, voert evenmin tot een ander oordeel.
8.3.4. Op grond van hetgeen in het voorgaande is overwogen, zal het hof het beroepen verzetvonnis van 14 november 2007 vernietigen voor zover de rechtbank bij dat vonnis het te laat ingestelde verzet ontvankelijk heeft geacht en het verstekvonnis heeft bekrachtigd.
Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, [appellant] alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde verzet.
Het vonnis van 14 november 2007 zal bekrachtigd worden voor zover [appellant] bij dat vonnis in de kosten van de verzetprocedure is veroordeeld.
8.4. Het hof zal [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep tegen het in de verzetprocedure gewezen tussenvonnis van 27 juni 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast en waartegen [appellant] geen grieven heeft gericht.
8.5. Het hof zal [appellant] ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat hoger beroep mede gericht is tegen het verstekvonnis van 27 september 2006. Het hof verwijst hiervoor naar r.o. 4.4.6 van het tussenarrest.
8.6. Uit hetgeen in het voorgaande is overwogen, volgt dat [appellant] in dit hoger beroep heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij. Het hof zal [appellant] daarom veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
Uit de door [geïntimeerde] in de conclusie van de memorie van antwoord gebezigde woorden "bij voorraad" begrijpt het hof dat [geïntimeerde] wenst dat deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard en dat het woord "uitvoerbaar" kennelijk abusievelijk is weggevallen.
Het hof zal de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
9. De uitspraak
Het hof:
verklaart [geïntimeerde] niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen:
het verstekvonnis van 27 september 2006 (zaaknr. 75572/HA ZA 06-659);
het in de verzetprocedure gewezen tussenvonnis van 27 juni 2007 (zaaknr. 77713/HA ZA 07-51);
vernietigt het in de verzetprocedure gewezen eindvonnis van 14 november 2007 (zaaknr. 77713/HA ZA 07-51), voor zover bij dat vonnis:
het verzet ontvankelijk is geacht;
het verstekvonnis is bekrachtigd;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde verzet;
bekrachtigt het eindvonnis van 14 november 2007 voor zover [appellant] bij dat vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de verzetprocedure is veroordeeld;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.148,-- aan vast recht en op € 11.420,50 aan salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Keizer en Giesen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 januari 2010.