Parketnummer: 20-001621-10
Uitspraak : 28 maart 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 maart 2007, parketnummer
01-849174-06 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1947],
wonende te [woonplaats], [adres].
Omvang van het hoger beroep
Bij arrest van 30 maart 2010, nummer 08/03020, heeft de Hoge Raad het arrest van dit hof van 18 januari 2008, parketnummer 20-001476-07, vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op het gedeelte van het beroepen vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 10 april 2007, parketnummer 01-849174-06, dat na terugwijzing door de Hoge Raad aan het oordeel van het hof is onderworpen, namelijk de strafoplegging.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het door dit hof op 18 januari 2008, parketnummer 20-001476-07, bewezen verklaarde feit een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, zal opleggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal
worden vernietigd.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij bij gelegenheid van de gemeenteraadsverkiezingen op 7 maart 2006 in de gemeente Landerd verkiezingsfraude heeft gepleegd. Hij heeft dat gedaan door bij de bediening van de stemcomputer verscheidene malen de stemcomputer niet vrij te gegeven voordat een stemmer zijn stem ging uitbrengen, vervolgens tegen die stemmer in strijd met de werkelijkheid te zeggen dat zijn stem was uitgebracht om ten slotte de stemcomputer alsnog vrij te geven en een stem op zichzelf uit te brengen. Door deze handelwijze heeft verdachte het belang van een eerlijke democratische gemeenteraadsverkiezing miskend en de verkiezingsuitslag ten faveure van zichzelf beïnvloed. Hij heeft daarbij het vertrouwen van de inwoners van zijn gemeente - die hij in de gemeenteraad zou moeten gaan vertegenwoordigen - beschaamd.
Het hof is gelet op het bovenstaande van oordeel dat verdachte voor deze verkiezingsfraude in beginsel zou moeten worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op onderstaande bijzondere omstandigheden is het hof evenwel van oordeel dat in dit geval een taakstraf van de lange duur volstaat. Het hof houdt in dit verband rekening met de omstandigheid dat deze zaak voor zeer veel commotie heeft gezorgd en dat deze zowel op lokaal als op landelijk niveau veel belangstelling heeft gekregen vanuit de media. Dit is van invloed (geweest) op verdachtes persoonlijke leven. Niet alleen voelt hij zich persoonlijk gegriefd, ook zijn gezinsleden ervaren nog steeds de gevolgen van de negatieve publiciteit. Bovendien heeft een en ander tot gevolg gehad dat openbare functies niet langer aan verdachte zijn besteed.
Het hof houdt voorts rekening met het tijdsverloop van ruim vijf jaar sinds het begaan van het strafbare feit en dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Alles afwegend, is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat in casu volstaan kan worden met een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 127 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover na terugwijzing door de Hoge Raad aan zijn oordeel onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. S.C. van Duijn,
in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, griffier,
en op 28 maart 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.