Het hof is met [geïntimeerde] en de kantonrechter van oordeel dat de uitleg van bepalingen in een overeenkomst niet kan worden beantwoord op grond van alleen de zuiver taalkundige uitleg van die bepalingen. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit een en ander volgt dat redelijkheid en billijkheid hierbij een rol spelen.
De inhoud van de functie van [geïntimeerde] als countrymanager is bij die beoordeling van belang.
Gelet op de door [geïntimeerde] overgelegde advertentie voor countrymanager (prod. 18 mva; door Next is niet betwist dat [geïntimeerde] op een soortgelijke advertentie heeft gereageerd), moet worden aangenomen dat die functie verantwoordelijkheid inhoudt voor het uitnutten van de producten van Next op de lokale markt zoals [geïntimeerde] heeft gesteld. Het standpunt van Next dat het van de sollicitant afhangt of het gewenste resultaat ook wordt bereikt en dat [geïntimeerde] niet in een leidinggevende of managementpositie was aangesteld, verwerpt het hof. Niet is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] niet over de vereiste capaciteiten beschikte en verder is de stelling van Next bij akte van 18 juni 2013 dat partijen zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] niet in een leidinggevende of managementpositie werd aangesteld, niet onderbouwd.
De door [geïntimeerde] beschreven, door hem voor Next verrichte activiteiten, zie punt 4 van de inleidende dagvaarding, zijn door Next niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist. Het hof acht niet van doorslaggevende betekenis dat [geïntimeerde] niet juridisch bevoegd was om personeel aan te nemen of contracten te sluiten. Uit door [geïntimeerde] overgelegde producties blijkt voldoende duidelijk dat [geïntimeerde] verantwoordelijkheid had en nam voor het domein Nederland. Dit geldt onder meer voor de activiteiten van [geïntimeerde] met betrekking tot het in dienst nemen en aansturen van [medewerker van NEXT] (prod. 22 en 23 mva). Verder moet op grond van de bij conclusie van dupliek in reconventie overgelegde productie 11 met betrekking tot de aan [geïntimeerde] gerichte facturen van Icepay, één van de twee payment service providers via welke de Nederlandse klanten van Next betaalden, worden aangenomen dat [geïntimeerde] belast was met het beheer van deze betalingen. Het hof verwijst overigens naar de overwegingen 3.12 t/m 3.18 van het vonnis waarvan beroep, waartegen Next niet heeft gegriefd, en neemt deze over. Dat Next de eindverantwoordelijkheid en de (formele) beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de door [geïntimeerde] verrichte activiteiten had, zoals zij stelt, kan daaraan niet afdoen. Voor zover Next hieromtrent (tegen)bewijs heeft aangeboden gaat het hof daaraan als niet ter zake doende voorbij.
Het hof is op grond van het voorgaande met de kantonrechter van oordeel dat [geïntimeerde] op zijn minst een behoorlijke mate van verantwoordelijkheid voor het domein Nederland heeft gehad. [geïntimeerde] heeft daarvoor voldoende bewijs bijgebracht.