Grief III en aanvulling grondslag van bevoegdheid
[Bulk Bag Holland] heeft gesteld dat de overtredingen van het non-concurrentiebeding tevens een onrechtmatige daad van [geïntimeerde] opleveren (punt 21 mvg). Aangezien het schadetoebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan, heeft de Nederlandse rechter volgens haar rechtsmacht ingevolge artikel 5 lid 3 EEX-Vo en artikel 6 aanhef en sub e Rv.
Het hof oordeelt als volgt.
Volgens vaste rechtspraak, ingeleid met het Kalfelisarrest (HvJEG 27 september 1988, nr. 189/87, ECLI:NL:XX:AD0444), dient het begrip “verbintenissen uit onrechtmatige daad” van artikel 5 lid 3 EEX-Verdrag verdragsautonoom te worden uitgelegd. Volgens het Hof van Justitie valt hieronder elke rechtsvordering die beoogt aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen en die geen verband houdt met een verbintenis uit overeenkomst in de zin van artikel 5 sub 1. Deze rechtspraak geldt ook onder de EEX-Vo. In het Brogsitterarrest (HvJEU 13 maart 2014, nr. C-548-12, ECLI:NL:XX:2014:102) is dit nog eens bevestigd. Volgens dit arrest (overweging 24) is verder slechts sprake van een vordering die voortvloeit uit “verbintenissen uit overeenkomst” “indien de verweten gedraging kan worden beschouwd als niet-nakoming van de contractuele verbintenissen zoals deze kunnen worden bepaald aan de hand van het voorwerp van de overeenkomst”. Het is ingevolge laatstgenoemd arrest (overweging 26) aan de rechter om te bepalen of de vorderingen een schadevordering betreffen die redelijkerwijze kan worden gegrond op een schending van rechten en plichten uit de overeenkomst tussen partijen.
In het onderhavige geval blijkt evident uit de memorie van grieven (punt 17-23) dat de vordering van [Bulk Bag Holland] voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, te weten de gestelde overtreding door [geïntimeerde] van artikel 18 van die arbeidsovereenkomst, het non-concurrentiebeding. Andere stellingen of feiten heeft [Bulk Bag Holland] aan haar vordering uit onrechtmatige daad niet ten grondslag gelegd.
Het beroep van [Bulk Bag Holland] op ECLI:NL:RBNHO:2013:7988 berust op een verkeerde lezing van die uitspraak in kort geding. In het deel van de uitspraak waar [Bulk Bag Holland] kennelijk naar verwijst in punt 29 van de memorie van grieven (“.. nu hij bewust gebruikmakend van de (…) opgedane kennis, ervaring en contacten, voordeel behaalt en dientengevolge nadeel toebrengt…”) gaat het niet om de werknemer, maar om de nieuwe werkgever van de werknemer, die een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens de voormalige werkgever van die werknemer. Ook het in punt 29 memorie van grieven gestelde moet overigens geheel worden teruggevoerd op overtreding van het non-concurrentiebeding; de schadevordering kan derhalve ook hier redelijkerwijs worden gegrond op een schending van rechten en plichten uit de overeenkomst tussen partijen.
De conclusie luidt dat de aanvulling van de grondslag door [Bulk Bag Holland] niet leidt tot bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Grief III faalt.