Polski Chleb heeft in principaal appel gegriefd tegen de toewijzing van de vordering betreffende het loon over maart 2011 (grief 1) en verder tegen de toewijzing van de vordering van het loon over april, mei en juni 2011, waarbij zij bestrijdt dat [geïntimeerde] zich op 27 april 2011 heeft ziek gemeld (grieven 2 en 3). Grief 4 betreft de toewijzing van de wettelijke verhoging en grief 5 de proceskostenveroordeling.
Het hof stelt vast dat Polski Chleb niet heeft gegriefd tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij [geïntimeerde] dient te betalen conform haar aanstelling van 38 uur per week. De toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.053,11 bruto blijft derhalve onaangetast. Polski Chleb heeft evenmin gegriefd tegen de toewijzing van het vakantiegeld over voormeld bedrag, zijnde € 84,25 bruto, en evenmin tegen de toewijzing van het vakantiegeld, vermeld op de strook van juni 2011, van € 1.149,48 bruto. Ook de toewijzing van dit deel van de vordering blijft staan. Voor de over de genoemde bedragen toegewezen wettelijke verhoging en wettelijke rente geldt hetzelfde.
[geïntimeerde] heeft in incidenteel appel haar vordering vermeerderd met het loon over juli tot en met september 2011, met vakantiegeld totaal neerkomend op een bedrag van € 5.618,55 bruto. Zij heeft niet gegriefd tegen het deel van haar vordering dat door de kantonrechter is afgewezen, te weten de door [geïntimeerde] in eerste aanleg gevorderde betaling van de overuren (boven 38 uur per week) en het daarop betrekking hebbende vakantiegeld, de wettelijke verhoging hoger dan 10% en de buitengerechtelijke incassokosten.
Aldus gaat het in hoger beroep om het loon over de maanden maart 2011 en april tot en met juni 2011, almede het loon, vermeerderd met het vakantiegeld, over de maanden juli tot en met september 2011.