Niet in discussie is dat op de bewuste avond om ongeveer 23.00 uur een woordenwisseling is ontstaan tussen [geïntimeerde 1], in de diverse verklaringen ook [roepnaam geintimeerde 1] genoemd, en [geïntimeerde 4], in de verklaringen ook [roepnaam geintimeerde 4] genoemd, en dat deze woordenwisseling vervolgens is ontaard in een vechtpartij tussen [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] enerzijds en [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] anderzijds.
Het feit dat [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] strafrechtelijk veroordeeld zijn, levert in dit geval geen dwingend bewijs van op van een door hen jegens [appellante] gepleegd strafbaar feit. Het gaat om een veroordeling door de Politierechter, waarbij conform art. 378 Sv. geen uitgeschreven vonnis inclusief bewezenverklaring is opgemaakt, doch is volstaan met een “aantekening mondeling vonnis” waarin slechts is opgenomen een kwalificatie en een datum, en voorts enkel [geïntimeerde 4] als benadeelde partij wordt genoemd. Daarmee staat dus nog niet vast dat zij onrechtmatig jegens [appellante] hebben gehandeld.
Alhoewel uit de stukken niet exact is vaststellen wat er precies is gebeurd, kan uit diezelfde stukken wel worden afgeleid dat genoemde vechtpartij zich afspeelde nabij het biljart en dat in ieder geval [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zich gezien vanuit de bar rechts van het biljart bevonden en [geïntimeerde 5] links. Op de overgelegde foto’s is te zien dat het biljart niet ver van de toiletdeuren staat, waarbij de deur voor het vrouwentoilet, eveneens gezien vanaf de bar, links van het biljart is gesitueerd en de deur van de mannentoilet rechts. Vast staat voorts dat [appellante] die avond naar het toilet is gegaan en dat zij bij het verlaten van het toilet vrijwel meteen ten val is gekomen.
Zoals [appellante] in haar toelichting op grief 1 terecht opmerkt, volgt hieruit in ieder geval dat de vijf hiervoor genoemde personen allen hebben deelgenomen aan gedragingen in groepsverband en dat zij door deze tegen elkaar gerichte handelingen een bepaalde sfeer/situatie hebben gecreëerd. Daaruit volgt naar het oordeel van het hof niet alleen dat de bij de vechtpartij betrokken personen mogelijk ten opzichte van elkaar aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:166 BW, maar geldt evenzeer dat de groepsleden gelet op de door hun handelingen en gedragingen gecreëerde sfeer het risico hebben geschapen dat omstanders en/of een toevallige voorbijganger door hun gedragingen dan wel door de gedragingen van een van hen schade oplopen. Dit betekent dat de kans op het aldus toebrengen van schade de groepsleden van hun gedragingen had behoren te weerhouden.