Voor de door [appellant] geclaimde schadeposten betekent dat het volgende.
[appellant] vordert smartengeld, schade wegens verlies arbeidsvermogen, kosten van de schadeberekening van het NRL, vergoeding van buitengerechtelijke juridische kosten, en wettelijke rente.
*
Smartengeld: rekening houdend met het beperkte causale verband acht het hof een bedrag van € 3.500,-- in dit geval passend.
*
Verlies arbeidsvermogen: Er is in het NRL rapport terecht een vergelijking gemaakt tussen de hypothetische en de feitelijke inkomenssituatie van [appellant]. [appellant] heeft een berekening van het NRL overgelegd (die een veel langere periode dan tot 1 januari 2001 bestrijkt), ten aanzien waarvan Steenfabriek [Steenfabriek] heeft gezegd dat zij over de gehanteerde rekenmethodiek en de bedragen en CAO-stijgingen geen opmerkingen heeft.
Uit dat rapport blijkt (p. 49) dat de jaarschade over 1997 bedraagt € 1.056, over 1998
€ 4.253, over 1999 € 6.032 en over 2000 € 6.054.
Over de periode 15 september 1997 tot 15 september 1998 komt daarvan 100% voor rekening van Steenfabriek [Steenfabriek] (€ 1.056 (1997) + € 3.026 (1998)) en over de periode 15 september 1998 tot en met 31 december 2000 20% ( € 1.227 (1998) + € 1.206 (1999) +
€ 1.211 (2000)).
Inclusief wettelijke rente tot 1 november 2013 belopen deze bedragen:
* 15 september 1997 tot en met 31 december 1997 € 2.318
* 1 januari 1998 tot 15 september 1998 € 6.265
* 15 september 1998 tot en met 31 december 1998 € 1.909
* 1 januari tot en met 31 december 1999 € 2.356
* 1 januari tot en met 31 december 2000 € 2.232
In totaal: € 15.080.
Over dit bedrag is mitsdien nog de wettelijke rente vanaf 1 november 2013 verschuldigd.
*
Schadeberekening NRL: deze kosten zijn niet, zoals Steenfabriek [Steenfabriek] veronderstelt, in de proceskosten begrepen, maar dit zijn kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW, die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen als het redelijk is dat [appellant] voor de schadeberekening deskundige bijstand heeft ingeroepen, en als de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Beide gaan naar het oordeel van het hof op; een berekening van geleden verlies aan arbeidsvermogen vergt een complexe actuariële berekening die specifieke kennis en deskundigheid vergt. [appellant] heeft twee nota’s van het NRL overgelegd (van een eerste berekening en een herberekening) tot een totaal bedrag van € 2.320,78. Dat bedrag, dat ook door hem wordt gevorderd, zal worden toegewezen. De omstandigheid dat de berekening een veel langere periode beslaat dan nu in aanmerking wordt genomen leidt niet tot een vermindering van die nota aangezien de berekeningen grotendeels met behulp van een computer worden uitgevoerd en dus niet tot noemenswaardig meer werk leiden. Voor zover het gaat om het verzamelen van gegevens over een periode waar het hof geen rekening mee houdt neemt het hof in aanmerking dat ook als over een bepaalde periode geen schade wordt toegewezen, de kosten om die schade te berekenen toch voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
*
Juridische onkosten: in r.o. 8.8.1 van het tussenarrest van 24 november 2009 heeft het hof de toen gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.250,-- afgewezen omdat die kosten niet waren onderbouwd. [appellant] heeft bij de specificatie van de schadeopstelling in zijn memorie van 8 oktober 2013 deze post verhoogd tot € 25.000,-- of subsidiair een bedrag dat het hof juist zal oordelen, maar wederom zonder ook maar enige onderbouwing. Het hof ziet geen aanleiding om [appellant] alsnog de gelegenheid te geven voor een zodanige onderbouwing, aangezien dit kosten betreft die eventueel vóór de procedure, dus vóór september 2002, zijn gemaakt en dus reeds lang bekend kunnen zijn. Deze post wordt mitsdien afgewezen.