1.1.
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2013 de volgende aanslagen in de watersysteemheffing opgelegd:
- categorie gebouwd, [a-straat] 2 [woonplaats] naar een te betalen bedrag van € 94,64,
- categorie gebouwd, [a-straat] 2A [woonplaats] naar een te betalen bedrag van € 29,59 en
- categorie ingezetene, [a-straat] 2 [woonplaats] naar een te betalen bedrag van € 44,54.
Daarnaast zijn aan belanghebbende voor het jaar 2013 de volgende aanslagen in de zuiveringsheffing opgelegd:
- woonruimte [a-straat] 2A [woonplaats], 3 VE naar een te betalen bedrag van € 148,05
- woonruimte [a-straat] 2 [woonplaats], 3 VE naar een te betalen bedrag van € 148,05
De vijf aanslagen zijn verenigd op één aanslagbiljet.
1.3.
Belanghebbende heeft bij brief van 23 mei 2013 bij de Rechtbank beroep ingesteld tegen deze uitspraken. Belanghebbende stelt zich daarbij op het standpunt dat niet wegingsfactor 0,25 maar wegingsfactor 1 aan de orde is, nu sprake is van een materiele zaak die ziet op de zuiveringsheffing.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
1.4.
In reactie op dit beroepschrift heeft de Heffingsambtenaar bij brief van 19 juni 2013 aan belanghebbende bericht dat hij voornemens is de proceskostenvergoeding te verhogen tot
€ 235 (wegingsfactor 1 punt x € 235), aangezien ten onrechte niet is gemotiveerd waarom is afgeweken van wegingsfactor 1. De Heffingsambtenaar heeft belanghebbende voorgesteld het beroepschrift in te trekken, in welk geval hij ook het griffierecht zal vergoeden.
1.5.
Bij brief van 24 juni 2013 heeft belanghebbende aan de Heffingsambtenaar bericht slechts tot intrekking van het beroep te willen overgaan indien de Heffingsambtenaar bereid is, naast de proceskostenvergoeding voor het indienen van het bezwaar van € 235 en de vergoeding van het griffierecht voor het indienen van het beroep van € 44, zijn proceskosten in beroep van € 472 te vergoeden. De Heffingsambtenaar heeft zich niet bereid verklaard de proceskosten in beroep te vergoeden en heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover de Heffingsambtenaar daarbij de proceskostenvergoeding in bezwaar heeft bepaald op € 58,75, deze vergoeding vastgesteld op in totaal € 235, de proceskosten in beroep vastgesteld op een bedrag van € 236 en bepaald dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 44 moet vergoeden.