Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHSHE:2015:44

Gerechtshof 's-Hertogenbosch
13-01-2015
13-01-2015
HD 200.154.581_01
Arbeidsrecht, Verbintenissenrecht
Hoger beroep

Verjaring terugvordering onverschuldigd betaalde bezoldiging.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2015-0044
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0044

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer HD 200.154.581/01

arrest van 13 januari 2015

in de zaak van

De Korpschef van Politie, voorheen De Korpsbeheerder van de Politieregio Midden en West Brabant,

gevestigd te [vestigingsplaats],

appellant,

hierna aan te duiden als De Korpsbeheerder,

advocaat: mr. C.M.J. de Bont te Tilburg,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats], Roemenië,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde],

advocaat: mr. S.M.M. Teklenburg te Eindhoven,

op het bij exploot van dagvaarding van 15 augustus 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg van 21 mei 2014, gewezen tussen De Korpsbeheerder als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1 Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 2724719 CV EXPL 14-706)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep met grieven;

  • -

    de memorie van antwoord.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling

3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

a. [geïntimeerde] was werkzaam bij de politieregio West-Brabant-Zeeland, rechtsopvolger van de politieregio Midden en West Brabant.

b. Op 29 mei 2002 is [geïntimeerde] met onmiddellijke ingang strafontslag verleend.

c. De Korpsbeheerder heeft na ontslag de bezoldiging doorbetaald in verband met de arbeidsongeschiktheid van [geïntimeerde].

d. Bij besluit van 19 maart 2004 heeft de Korpsbeheerder een bedrag van € 13.161,43 aan te veel betaalde bezoldiging van [geïntimeerde] teruggevorderd, nadat bij besluit van 7 oktober 2003 het UWV had bepaald dat vanaf 2 april 2003 geen recht op uitkering WAL bestond omdat [geïntimeerde] arbeidsgeschikt was.

e. Tegen dit besluit van 19 maart 2004 heeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt, dat ongegrond is verklaard.

f. Hierop heeft [geïntimeerde] beroep ingesteld tegen het besluit bij de rechtbank Breda, thans rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank heeft bij uitspraak van 24 november 2005 het beroep ongegrond verklaard.

g. Hierop heeft [geïntimeerde] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

h. Bij brief van 3 mei 2007 van de gemachtigde van De Korpsbeheerder aan de gemachtigde van [geïntimeerde] is aan [geïntimeerde] verzocht en gesommeerd om het bedrag van € 13.161,43 binnen 14 dagen te betalen. De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft deze brief per email doorgezonden aan [geïntimeerde].

i. Bij email van 26 mei 2007 heeft [geïntimeerde] aan de gemachtigde van De Korpsbeheerder het volgende geschreven:

“Ik heb uw brief aan het kantoor van [Advocaten] advocaten gelezen. Zoals mijn voormalige werkgever weet leef ik al jaren van een bijstandsuitkering, dus onmogelijk dat bedrag ineens te betalen. Over vijf jaar juli 2012 ontvang ik pensioen kan ik maandelijks een deel betalen, nu is dat niet mogelijk. Ik heb geen spaargeld of anderszins. Uw kantoorgenoot [kantoorgenoot] kent mij en zal het vorenstaande beamen. Ik woon nu in Roemenië en verzorg mijn ernstig zieke vrouw. Na haar overlijden keer ik zeer waarschijnlijk terug naar Nederland.”

j. [geïntimeerde] heeft het bedrag van € 13.161,43 niet betaald.

3.2.1.

In de onderhavige procedure vordert De Korpsbeheerder, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 20.196,51 (inclusief verschenen wettelijke rente), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.

3.2.2.

Aan deze vordering heeft De Korpsbeheerder, kort samengevat, het besluit van 19 maart 2004 ten grondslag gelegd, waarin van [geïntimeerde] wegens aan hem onverschuldigde betaalde bezoldiging een bedrag van € 13.161,43 wordt teruggevorderd en het feit dat in twee rechterlijke instanties dat besluit in stand is gebleven, zodat de betalingsverplichting in rechte is komen vast te staan. Nu deze rechterlijke uitspraken geen zelfstandige titel tot executie opleveren, dient de gevraagde veroordeling tot betaling volgens De Korpsbeheerder te worden toegewezen.

3.2.3.

[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en een beroep gedaan op verjaring op grond van artikel 3:309 BW.

3.3.3.

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van De Korpsbeheerder afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het geding. Hij heeft hierbij - kort gezegd - overwogen dat sprake is van een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling en dat de vordering op grond van artikel 3:309 jo 3:318 BW is verjaard.

3.4.

De Korpsbeheerder heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd. De Korpsbeheerder heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.

Hierna zal bij de bespreking van de grieven blijken in hoeverre de vorderingen van De Korpsbeheerder toewijsbaar zijn.

3.5.

Het hof zal eerst de grieven 1 tot en met 3 gezamenlijk behandelen.

In grief 1 betoogt De Korpsbeheerder dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de vordering op 27 mei 2012 is verjaard op grond van artikel 3:309 BW.

Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het emailbericht van [geïntimeerde] van 26 mei 2007 een voorstel tot betaling bevatte.

In grief 3 stelt De Korpsbeheerder dat door de kantonrechter ten onrechte wordt voorbijgegaan aan het doel en de rechtvaardiging van het begrip verjaring en in dit kader de subjectieve termijn van artikel 3:309 BW.

In de toelichting op deze grieven stelt De Korpsbeheerder dat de betreffende mail van [geïntimeerde] redelijkerwijs opgevat dient te worden als een mededeling van een moment waarop er door [geïntimeerde] tot betaling kan worden overgegaan. Naar aanleiding van deze mededeling is besloten om pas in 2012 tot het innen van de onverschuldigde betaalde gelden over te gaan. De Korpsbeheerder stelt dat volledig voorbij gegaan wordt aan het doel en de rechtvaardiging van een beroep op verjaring nu [geïntimeerde] door zijn mededeling bedacht had moeten zijn op inning in 2012.

3.6.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof stelt voorop dat de Korpsbeheerder geen grief heeft gericht tegen de overweging van de kantonrechter waarbij is aangenomen dat de grondslag van de vordering onverschuldigde betaling is en dat artikel 3:324 BW in het onderhavige geval niet van toepassing is.

Vaststaat dat De Korpsbeheerder op 3 mei 2007 [geïntimeerde] heeft gesommeerd tot betaling van de onverschuldigd betaalde bezoldiging. Op deze sommatie heeft [geïntimeerde] door middel van een emailbericht d.d. 26 mei 2007 gereageerd en het volgende bericht: “Over vijf jaar juli 2012 ontvang ik pensioen kan ik maandelijks een deel betalen, nu is dat niet mogelijk.” De Korpsbeheerder heeft erkend dat hij deze mail heeft ontvangen. Hij heeft tevens erkend dat na deze mail geen stuitingshandelingen zijn verricht aan de zijde van De Korpsbeheerder.

3.7.

Op grond van het vorenstaande neemt het hof als uitgangspunt dat, nu in het onderhavige geval sprake is van onverschuldigde betaling in de zin van artikel 6:203 BW, een dergelijke vordering op grond van artikel 3:309 BW verjaart na verloop van vijf jaar. De termijn van vijf jaren begint te lopen na aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden.

Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de inhoud van het emailbericht van 26 mei 2007 van [geïntimeerde] aan De Korpsbeheerder gezien moet worden als een stuitingshandeling in de zin van artikel 3:318 BW. De Korpsbeheerder stelt weliswaar dat het slechts een mededeling betreft van een moment waarop er door [geïntimeerde] tot betaling kan worden overgegaan en dat dit geen aanbod tot betaling inhield, echter uit deze mededeling moet redelijkerwijs worden afgeleid dat [geïntimeerde] de vordering erkende, maar dat hij op dat moment niet in staat was om de vordering te voldoen. Dit heeft tot gevolg dat de verjaring is gestuit en vanaf 27 mei 2007 een nieuwe verjaringsperiode van vijf jaar is gaan lopen. Daaraan doet niet af dat deze mededeling kennelijk voor De Korpsbeheerder aanleiding heeft gevormd om vooralsnog zijn pogingen om de vordering te innen op te schorten. Een betalingsregeling kan in de betreffende e-mail ook niet worden gelezen. Nu De Korpsbeheerder heeft erkend dat hij nadien geen nadere stuitingshandelingen heeft verricht kan het hof niet anders oordelen dan dat de vordering van De Korpsbeheerder is verjaard op 27 mei 2012. De grieven falen.

3.8.

In grief 4 stelt De Korpsbeheerder dat het door [geïntimeerde] gedane beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt.

3.9.

Het hof stelt voorop dat een beroep op verjaring slechts in zeer bijzondere gevallen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. De Korpsbeheerder beroept zich op die uitzondering. Deze uitzondering moet, naar haar aard en gelet op de ratio en functie van de verjaringsregeling, beperkt worden uitgelegd. Het is dan aan De Korpsbeheerder om de omstandigheden, die een dergelijke onaanvaardbaarheid meebrengen, te stellen en deugdelijk te onderbouwen.

3.10.

De Korpsbeheerder stelt dat nu [geïntimeerde] zelf had meegedeeld dat het bedrag in 2012 was te innen, de positie van [geïntimeerde] niet onredelijk benadeeld of bezwaard werd toen De Korpsbeheerder na enkele jaren zijn aanspraak geldend zou maken. Volgens De Korpsbeheerder lag het ook in de lijn der verwachting dat tot deze tijd geen actie zou worden ondernomen. [geïntimeerde] wordt op geen enkele manier in zijn bewijs- en/of rechtszekerheidspositie benadeeld.

3.11.

Het hof is van oordeel dat De Korpsbeheerder onvoldoende omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat het door [geïntimeerde] gedane beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat De Korpsbeheerder aan [geïntimeerde] heeft medegedeeld dat hij tot aan het pensioen van [geïntimeerde] niet zou incasseren noch dat hij heeft aangedrongen op een nadere concretisering van een eventuele afspraak daartoe. Hij heeft helemaal niet gereageerd op het verzoek van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] wist derhalve al die jaren niet wanneer en of de vordering geïncasseerd zou gaan worden en of er een betalingsregeling afgesproken zou kunnen worden.

Daarnaast had De Korpsbeheerder de verjaring eenvoudig kunnen stuiten, wat hij echter niet heeft gedaan. Daar komt bij dat De Korpsbeheerder pas op 30 september 2013, dus ruim één jaar nadat [geïntimeerde] pensioengelden zou ontvangen, [geïntimeerde] heeft gedagvaard en betaling heeft gevorderd

Het niet (eerder) geldend maken van de onderhavige vordering vloeit naar het oordeel van het hof dan ook niet voort uit omstandigheden die aan [geïntimeerde] moeten worden toegerekend. Op grond van het bovenstaande is het hof dan ook van oordeel dat grief 4 faalt.

3.12.

Vervolgens stelt De Korpsbeheerder in grief 5 dat het door [geïntimeerde] gedane beroep op verjaring worden aangemerkt als misbruik van bevoegdheid (3:13 BW). Volgens De Korpsbeheerder is hiervan sprake om dat het beroep op verjaring uitsluitend leidt tot het schaden van een ander, De Korpsbeheerder. Dit is gezien de onevenredigheid tussen de belangen niet toelaatbaar. [geïntimeerde] is bij alle betrokken instanties in het ongelijk gesteld waarna hij uit eigen beweging heeft medegedeeld dat hij pas in 2012 over kan gaan tot betaling, aldus De Korpsbeheerder.

3.13.

Het hof is van oordeel dat ook deze grief faalt en verwijst hiertoe naar r.o. 3.11. Het had op de weg gelegen van De Korpsbeheerder dat hij de verjaring zou stuiten dan wel dat hij met [geïntimeerde] direct na het emailbericht van 26 mei 2007 een vaststellingsovereenkomst zou opstellen met een betalingsregeling dan wel in ieder geval voor 27 mei 2012 [geïntimeerde] over het incasseren van de vordering zou berichten.

Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat De Korpsbeheerder - anders dan in hoger beroep - in eerste aanleg had aangevoerd dat de reden voor het niet eerder innen lag in de omstandigheid dat er geen executieverdrag met Roemenië bestond, terwijl hij thans aanvoert dat hij bewust geen verdere actie had ondernomen in afwachting tot 2012. Het hof overweegt dat beide stellingen er niet aan in de weg staan om De Korpsbeheerder een stuitingshandeling te laten verrichten.

3.14.

De Korpsbeheerder stelt zich in grief 6 op het standpunt dat het emailbericht van [geïntimeerde] tot het gerechtvaardigd vertrouwen zou hebben geleid dat [geïntimeerde] zich niet op verjaring zou beroepen op het moment waarop de gelden geïnd zouden worden. Volgens De Korpsbeheerder heeft hij de verklaring van [geïntimeerde] opgevat als een tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, namelijk de mededeling dat [geïntimeerde] pas in 2012 aan zijn betalingsverplichting kan en zal voldoen. Gezien de omstandigheden mocht De Korpsbeheerder redelijkerwijs verwachten dat [geïntimeerde] geen beroep zou doen op verjaring.

3.15.

Het hof overweegt dat het feit dat De Korpsbeheerder er mogelijkerwijs op vertrouwd heeft dat [geïntimeerde] zich niet op verjaring zou beroepen niet afdoet aan het recht dat [geïntimeerde] heeft om een beroep te doen op verjaring indien De Korpsbeheerder feitelijk wenste over te gaan tot incasso van de vordering. Uit het emailbericht van [geïntimeerde] aan De Korpsbeheerder blijkt dat [geïntimeerde] de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag erkent, maar uit dit bericht kan niet worden opgemaakt dat [geïntimeerde] zich bewust was van de bevoegdheid om zich op verjaring van de vordering te beroepen en dat hij hiervan afstand heeft gedaan. De enkele erkenning van het bestaan van de schuld kan immers niet zonder meer worden beschouwd als afstand van een recht om zich eventueel op verjaring te beroepen. Niet gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] ook afstand heeft gedaan van een beroep op verjaring.

Het hof is dan ook van oordeel dat De Korpsbeheerder, gelet op de inhoud van het emailbericht er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] zich niet op verjaring zou beroepen. Grief 6 faalt derhalve.

3.16

Nu hij geen feiten stelt die (indien juist of bewezen) tot een ander oordeel (kunnen) leiden, wordt aan het door De Korpsbeheerder gedane bewijsaanbod voorbijgegaan.

3.17.

Op grond van het vorenstaande zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. De Korpsbeheerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4 De uitspraak

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt De Korpsbeheerder in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op € 308,00 aan verschotten en op € 894,00 aan salaris advocaat.

Dit arrest is gewezen door mrs. Chr. M. Aarts, M.G.W.M. Stienissen en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 januari 2015.

griffier rolraadsheer

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.