Het standpunt van belanghebbende, zoals dat blijkt uit de inhoud van de van haar afkomstige stukken, en zoals door haar ter zitting nog aangevuld, komt, zakelijk weergegeven, op het volgende neer:
Er is sprake van twee verschillende, door partijen akkoord bevonden, civielrechtelijke overeenkomsten welke betrekking hebben op hetzelfde onderwerp en waaruit voor partijen verplichtingen voortvloeien die door het civiele recht worden beheerst. Mocht de Ontvanger zich niet aan deze afspraken willen houden, dan handelt hij in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur c.q. met het bepaalde in de artikelen 6 en 41 van het EVRM.
De IW 1990 is in casu niet van toepassing nu dit niet in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen.
Als er al over een recht van invorderingsrente gesproken kan en mag worden, had die, gelet op het bepaalde in artikel 28 van de IW 1990 niet eerder in rekening gebracht mogen worden dan pas na 31 maart 2014, de uiterste datum waarop het gehele bedrag moest zijn voldaan. Een belastingschuldige mag er immers van uitgaan dat de invorderingsrente pas in rekening wordt gebracht nadat de betalingstermijnen zijn verstreken.
Nu de grondslag ligt in twee civiele overeenkomsten waarin overeenstemming is bereikt, is het de vraag of het Hof als belastingrechter wel bevoegd is het voorliggende geschil te behandelen voor zover dit ziet op de eventuele schade voortvloeiende uit civiele rechtshandelingen.
Mede op grond van de bepalingen zoals opgenomen in artikel 1:3 van de Awb c.s. is het maar de vraag of naast de invorderingsrentebeschikking van 4 juli 2013 ook de onderliggende naheffingsaanslag in de omzetbelasting ten bedrage van € 300.000 wel in stand kan blijven c.q. welke schade als bedoeld in artikel 8:88 Awb hiermee veroorzaakt is.
Niet duidelijk is in hoeverre rekening is gehouden met de bepalingen zoals opgenomen in artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Desgevraagd door het Hof bevestig ik dat niet in geschil is dat de uiterste betaaldatum van de eerste kwartaaltermijn van € 75.000 in casu 30 juni 2013 is. Dat neemt niet weg dat belanghebbende pas in verzuim kan zijn na ommekomst van alle vier betaaldata. De inspecteur heeft reeds in het controlerapport aangegeven dat de Ontvanger had goedgekeurd dat het totale bedrag uiterlijk 31 maart 2014 moest zijn voldaan. In het andere geval had de inspecteur moeten stellen dat als belanghebbende niet zou betalen, zij dan invorderingsrente verschuldigd zou zijn.