3.5.12.1. [appellant] verklaarde tegenover de Arbeidsinspectie:
3.5.12.2. [geïntimeerde] bevestigt het bestaan van beide voorgaande instructies.
3.5.12.2. Wat het niet onder spanning werken betreft:
3.5.12.2. Als gezegd heeft [appellant] verklaard een groep te hebben uitgeschakeld waarvan hij meende dat het de relevante groep was. Ook [appellant] ’s collega [collega van appellant] , die met de thermostaat van de heater bezig was, verklaarde als getuige tegenover de arbeidsinspectie dat [appellant] was begonnen met het uitschakelen van de groep, zij het dat dit later de verkeerde groep bleek te zijn.
3.5.12.2. [directeur van Elektrotechnisch Buro] , directeur van [geïntimeerde] , verklaarde als getuige dat het feit dat [appellant] de groep waarvan het nummer correspondeerde met dat op de wandcontactdoos had uitgeschakeld niet wil zeggen dat de relevante groep daadwerkelijk was uitgeschakeld. Hierin ligt besloten dat hij niet betwistte dat [appellant] de bedoeling had om de relevante groep uit te schakelen.
3.5.12.2. [geïntimeerde] hamert er in de procedure op dat [appellant] de instructie om niet onder spanning te werken heeft genegeerd. Dit rechtvaardigt in haar visie de afwijzing van de vorderingen.
3.5.12.2. In het licht van het voorgaande gaat dit niet op, omdat [appellant] er juist - zij het, naar achteraf bleek, ten onrechte - op vertrouwde dat hij inderdaad niet onder spanning aan het werk was.
3.5.12.2. [geïntimeerde] verwijt [appellant] voorts dat dat deze niet met de duspol heeft gecontroleerd of de installatie ter plaatse spanningsvrij was gemaakt en dat verwijt is wel terecht. Niet alleen liet de instructie geen enkele ruimte voor misverstand, het ging ook om een controle welke eenvoudig was uit te voeren en waarvan het belang voor de veiligheid evident was, ook voor [appellant] .
3.5.12.2. [geïntimeerde] geeft hoog op over de voortdurende aandacht in haar bedrijf voor de noodzaak tot veilig werken; hier wordt bij herhaling op gehamerd en op toegezien en haar bedrijf beschikt over alle benodigde certificaten.
3.5.12.2. [appellant] betwist de door [geïntimeerde] gestelde permanente educatie en het herhaaldelijk geven van veiligheidsinstructies. Volgens hem was veiligheid geen issue op de werkvloer bij [geïntimeerde] . Het werd niet besproken, er was feitelijk geen toezicht op de werkwijzen, gebruik van spanningsmeters werd niet geverifieerd, deze werden nagenoeg niet gebruikt en te beperkt beschikbaar gesteld.
3.5.12.2. Vooralsnog staan de door [geïntimeerde] gestelde voortdurende inspanningen om de werknemers bij de les te houden waar het gaat om de noodzaak veilig te werken, en het herhaalde en gestructureerde karakter van de door haar gestelde instructies onvoldoende vast.
3.5.12.2. Het hof gaat echter in het navolgende bij wijze van hypothese ervan uit dat de aandacht binnen het bedrijf van [geïntimeerde] voor een te hanteren veilige werkwijze wèl voldoende aanwezig was, om vervolgens te bezien of [geïntimeerde] desondanks aansprakelijk kan zijn.