A.2
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- -
verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- -
verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 4 primair en 5 ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren;
- -
de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de door haar ingediende vordering;
- -
de teruggave zal gelasten aan verdachte van het in beslag genomen goed.
De raadsman van verdachte heeft:
- -
vrijspraak van het onder 1 primair, 4 primair, subsidiair en meer subsidiair en 5 ten laste gelegde bepleit;
- -
op onderdelen vrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bepleit en voor het overige zich ter zake de bewezenverklaring van dit feit gerefereerd aan het oordeel van het hof;
- -
ten aanzien van de strafoplegging verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht;
- -
bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
hij in de gemeente Goes en/of in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op of omstreeks 11 april 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over het
1ste kwartaal 2008 betreffende de [rechtspersoon 2a] , en/of
˗ op of omstreeks 17 december 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over het
3de kwartaal 2008 betreffende de [rechtspersoon 2a] , en/of
˗ op of omstreeks 5 januari 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het
4de kwartaal 2008 betreffende de [rechtspersoon 3] , en/of
˗ op of omstreeks 7 juli 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het
2de kwartaal 2009 betreffende de [rechtspersoon 3] , en/of
˗ op of omstreeks 9 april 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het
1ste kwartaal 2009 betreffende de [rechtspersoon 4] , en/of
˗ op of omstreeks 23 september 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het
2de kwartaal 2009 betreffende de [rechtspersoon 4] , en/of
˗ op of omstreeks 24 april 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand maart 2008 betreffende de [rechtspersoon 1a] , en/of
˗ op of omstreeks 12 juni 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand mei 2008 betreffende de [rechtspersoon 1a] , en/of
˗ op of omstreeks 24 juli 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand juni 2008 betreffende de [rechtspersoon 1a] , en/of
˗ op of omstreeks 1 september 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand augustus 2008 betreffende de [rechtspersoon 1a] ,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk in voormelde aangifte(s) omzetbelasting over genoemde periode(s) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
de [rechtspersoon 2a] in de gemeente Goes en/of in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op of omstreeks 11 april 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over het
1ste kwartaal 2008, en/of
˗ op of omstreeks 17 december 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over het
3de kwartaal 2008,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan;
en/of dat de [rechtspersoon 3] in de gemeente Goes en/of in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op of omstreeks 5 januari 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het
4de kwartaal 2008, en/of
˗ op of omstreeks 7 juli 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het
2de kwartaal 2009,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan;
en/of dat de [rechtspersoon 4] in de gemeente Vlissingen en/of in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op of omstreeks 9 april 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het
1ste kwartaal 2009, en/of
˗ op of omstreeks 23 september 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het
2de kwartaal 2009,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
en/of dat de [rechtspersoon 1a] in de gemeente Noord-Beveland en/of in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op of omstreeks 24 april 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand maart 2008, en/of
˗ op of omstreeks 12 juni 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand mei 2008, en/of
˗ op of omstreeks 24 juli 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand juni 2008, en/of
˗ op of omstreeks 1 september 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand augustus 2008,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers, heeft/hebben die [rechtspersoon 2a] en/of die [rechtspersoon 3] en/of die [rechtspersoon 4] en/of die [rechtspersoon 1a] (telkens) opzettelijk in voormelde aangifte(s) omzetbelasting over genoemde periode(s) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte alstoen aldaar (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 januari 2010, in de gemeente Terneuzen en/of in de gemeente Goes en/of in de gemeente Vlissingen en/of in de gemeente Noord-Beveland en/of in de gemeente Kapelle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [rechtspersoon 5] en/of [rechtspersoon 6] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 71.000 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich tegenover [rechtspersoon 5] en/of [rechtspersoon 6] voorgedaan als bonafide klant(en) en vermeld dat hij/zij dat bedrag nodig had(den) voor de huurkoop van computerapparatuur,
waardoor [rechtspersoon 5] en/of [rechtspersoon 6] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[rechtspersoon 1a] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 januari 2008 tot en met 6 januari 2010 te Terneuzen en/of te Goes en/of te Vlissingen en/of te Kamperland en/of te Kapelle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [rechtspersoon 5]
en/of [rechtspersoon 6] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 71.000 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval van enig goed,
hebbende [rechtspersoon 1a] en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich tegenover [rechtspersoon 5] en/of [rechtspersoon 6] voorgedaan als bonafide klant(en) en vermeld dat hij/zij dat bedrag nodig had(den) voor de huurkoop van computerapparatuur,
waardoor [rechtspersoon 5] en/of [rechtspersoon 6] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte alstoen aldaar (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met
6 januari 2010, in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk computerapparatuur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [rechtspersoon 6] en/of
[rechtspersoon 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten uit hoofde van een overeenkomst tot huurkoop, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met
1 november 2005, in de gemeente Terneuzen en/of elders in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring en/of loonbrieven, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat/die geschrift(en) bij de [bank 1] en/of de
[bank 2] heeft overgelegd bij de aanvraag van een hypotheek en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
˗ op een op 10 oktober 2005 gedateerde werkgeversverklaring valselijk en in strijd met de waarheid was vermeld dat hij, verdachte, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had en/of was aangesteld in vaste dienst van [rechtspersoon 7] , gevestigd te [adres 1] , en/of
˗ op die loonbrief/loonbrieven valselijk en in strijd met de waarheid als NN nummer van hem, verdachte, was vermeld 750819 751 49, en/of dat aan hem, verdachte, (telkens) een nettoloon van € 3.095,37 was betaald.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
(Partiële) vrijspra(a)k(en)
D.
Onder 1 subsidiair is eveneens ten laste gelegd - kort gezegd - dat de [rechtspersoon 1a] de aangifte omzetbelasting over de maand augustus 2008 opzettelijk onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, terwijl verdachte opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging (gedachtestreepje 10).
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel, dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, waaruit blijkt dat de betreffende aangifte omzetbelasting onjuist of onvolledig is gedaan.
Het hof spreekt verdachte daarvan vrij.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
de [rechtspersoon 2a] in Nederland opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op 17 december 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over het 3de kwartaal 2008,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan;
en dat de [rechtspersoon 3] in Nederland telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte,
als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op 5 januari 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het 4de kwartaal 2008, en
˗ op 7 juli 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het 2de kwartaal 2009,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan;
en dat de [rechtspersoon 4] in Nederland telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte,
als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op 9 april 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het 1ste kwartaal 2009, en
˗ op 23 september 2009 een aangifte voor de omzetbelasting over het 2de kwartaal 2009,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
en dat de [rechtspersoon 1a] in Nederland telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte,
als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
˗ op 24 april 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand maart 2008, en
˗ op 12 juni 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand mei 2008, en
˗ op 24 juli 2008 een aangifte voor de omzetbelasting over de maand juni 2008,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers, hebben die [rechtspersoon 2a] en die [rechtspersoon 3] en die [rechtspersoon 4] en die [rechtspersoon 1a] telkens opzettelijk in voormelde aangiftes omzetbelasting over genoemde periodes een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 januari 2010 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen [rechtspersoon 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk zich tegenover [rechtspersoon 6] voorgedaan als bonafide klant waardoor [rechtspersoon 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij in de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 november 2005 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse werkgeversverklaring en valse loonbrieven, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die geschriften bij de
[bank 2] heeft overgelegd bij de aanvraag van een hypotheek en bestaande die valsheid hierin dat:
˗ op een op 10 oktober 2005 gedateerde werkgeversverklaring valselijk en in strijd met de waarheid was vermeld dat hij, verdachte, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had en was aangesteld in vaste dienst van [rechtspersoon 7] , gevestigd te [adres 1] , en
˗ op die loonbrieven valselijk en in strijd met de waarheid als NN nummer van hem, verdachte, was vermeld 750819 751 49, en dat aan hem, verdachte, telkens een nettoloon van € 3.095,37 was betaald.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
H.4
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen het navolgende vast ten aanzien van verdachtes betrokkenheid bij de [rechtspersoon 1a] en de strafbare gedragingen in het bijzonder.
Verklaringen [getuige 4] en [getuige 3]
[rechtspersoon 1a] is opgericht op 22 juni 2006. Per 20 november 2007 is de enig aandeelhouder [rechtspersoon 1b] . De bestuurder van de stichting is
[getuige 4] (p. 755-756).
[getuige 4] heeft ten aanzien van zijn eigen betrokkenheid en de betrokkenheid van verdachte bij [rechtspersoon 1a] ten overstaan van de politie (p. 122-133) en bij de raadsheer-commissaris (onder meer) verklaard dat hij:
- verdachte al geruime tijd kent. Hij kon zijn huis niet meer betalen en verdachte heeft voor hem achterstallige kosten betaald en de verkoop van zijn huis geregeld;
- geen werkzaamheden heeft verricht voor de [rechtspersoon 1b] of [rechtspersoon 1a] en ook niet wist dat hij als bestuurder van de stichting stond ingeschreven. De vestigingsadressen van [rechtspersoon 1a] kent hij niet;
- op verzoek van verdachte een Postbankrekening heeft geopend, omdat verdachte een zakelijke rekening op zijn naam nodig had. [getuige 4] heeft daarvan nooit meer iets gehoord;
- dat verdachte, nadat hij iets had getekend, hem vaak vroeg om terug te komen, omdat verdachte getekende stukken kwijt was geraakt. Vervolgens heeft [getuige 4] dingen getekend zonder te kijken, omdat hij verdachte vertrouwde. Hierdoor zijn bedrijven op zijn naam gesteld;
- nooit iets heeft gedaan voor het bedrijf [rechtspersoon 1a] en als er iets is getekend door hem voor dat bedrijf, dan is dat gedaan zonder zijn medeweten;
- niet weet waarom verdachte in een Audi A6 met kenteken [kenteken 2] op naam van [rechtspersoon 1a] , en gekocht bij [autobedrijf ] , reed;
- niets afweet van een huurovereenkomst van [rechtspersoon 1a] inzake computerapparatuur.
[getuige 3] , de vriendin van [getuige 4] , heeft in dit verband ten overstaan van de politie (p. 189-198) en bij de raadsheer-commissaris verklaard, dat zij:
- verdachte kent via haar vriend, [getuige 4] . Verdachte heeft haar verteld dat hij handelde in lege B.V.’s;
- op verzoek van verdachte blanco formulieren heeft ondertekend en een paar keer salaris heeft ontvangen van verdachte;
- niet wist dat ze (middelijk) bestuurder/eigenaar was van de vennootschappen [rechtspersoon 2a] en [rechtspersoon 4] ;
- op een gegeven moment argwaan kreeg en zich heeft teruggetrokken. Zij weet niet beter dan dat ze tussenpersoon is geweest bij het oprichten van de B.V.’s. Feitelijk heeft zij niets gedaan voor de vennootschappen;
- twee brieven heeft ontvangen van [rechtspersoon 11] gericht aan [rechtspersoon 1a] ter attentie van [getuige 4] . Zij is daar enorm van geschrokken, omdat [getuige 4] niets deed voor [rechtspersoon 1a] Ze werd toen boos en heeft toen telefonisch aan verdachte gevraagd wat dit inhield. Verdachte heeft toen gezegd dat hij het allemaal zou regelen en dat zij nergens naar mocht bellen.
Feitelijke handelingen verricht voor [rechtspersoon 1a]
Voorts blijkt uit de navolgende verklaringen dat verdachte zelf diverse feitelijke handelingen heeft verricht voor en/of in naam van [rechtspersoon 1a]
- [getuige 5] , verkoper van [autobedrijf ] heeft verklaard dat hij verdachte kent en dat hij dacht dat [rechtspersoon 1a] een bedrijf was van verdachte. Het bedrijf kent [getuige 5] van een verkochte Audi A6 met kenteken [kenteken 2] . Met verdachte heeft hij contact gehad over de aankoop, de financiering, de tenaamstelling en de aflevering van de
Audi A6 ten behoeve van [rechtspersoon 1a] Met [getuige 4] heeft hij nooit contact gehad (p. 175-176).
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de betreffende Audi A6 bij hem is aangetroffen en dat hij daar wel eens in reed.
- [getuige 6] , directeur van [rechtspersoon 12] heeft verklaard dat verdachte in 2007 naar hem toe is gekomen, omdat hij een lease wilde regelen voor computerapparatuur voor [rechtspersoon 1a] Verdachte heeft een lijst gemaakt en gezegd dat [getuige 4] een aantal spullen nodig had voor [rechtspersoon 1a] en dat hij zelf het merendeel van de spullen nodig had. [getuige 6] heeft verklaard dat hij alleen met verdachte zaken heeft gedaan. [getuige 4] heeft hij nooit persoonlijk ontmoet of telefonisch gesproken (p. 227-229).
- [getuige 7] , directeur van [rechtspersoon 6] verklaart dat hij de huurovereenkomst tussen [rechtspersoon 6] en [rechtspersoon 1a] (betreffende de hiervoor genoemde computerapparatuur) heeft ondertekend namens [rechtspersoon 6] . [getuige 4] heeft de overeenkomst niet in zijn bijzijn ondertekend. [getuige 7] heeft ook nooit contact gehad met [getuige 4] (p. 146 en 147).
- [getuige 8] heeft verklaard dat hij bij [rechtspersoon 1a] terecht is gekomen via verdachte. Hij is aangenomen door verdachte. Bij zijn sollicitatiegesprek was niemand anders aanwezig. Hij heeft een arbeidsovereenkomst ondertekend, die daarvoor al door de werkgever ( [getuige 4] ) was getekend. [getuige 8] verklaart dat hij aan verdachte heeft gevraagd waarom hij voor [rechtspersoon 1a] in dienst trad, terwijl hij voor een B.V. van verdachte werkzaamheden zou verrichten. Verdachte heeft hem toen verteld dat [rechtspersoon 1a] zijn B.V. was en dat de arbeidsovereenkomst onder die B.V. zou worden gehangen (p. 215 en 126).
- [getuige 9] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte het bedrijf [rechtspersoon 1a] heeft laten vestigen op zijn oude adres,
[adres 2] (p. 302 en 303).
Betrokkenheid verdachte bij de verboden gedragingen
Tevens stelt het hof op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte ook feitelijk zelf betrokken is geweest bij de ten laste gelegde verboden gedragen. Het hof wijst in dit verband op de navolgende bewijsmiddelen:
- [getuige 1] , vennoot van [accountantskantoor 1] heeft verklaard dat zij voor de vennootschap [rechtspersoon 1a] activiteiten hebben verricht. Verdachte heeft gevraagd of [accountantskantoor 1] werkzaamheden kon verrichten voor deze vennootschap. Volgens [getuige 1] kwam ineens [getuige 4] op de proppen. Hij heeft [getuige 4] echter nooit gezien of gesproken. Het enige contact ging per e-mail (p. 150-154).
- Uit e-mailcontacten tussen verdachte ( [e-mailadres verdachte] ) en
[getuige 2] ( [e-mailadres getuige 2] ) blijkt dat verdachte zelf gegevens heeft aangeleverd en verzoeken heeft gedaan ten behoeve de aangiften omzetbelasting betrekking hebbend op [rechtspersoon 1a] (p. 890 en 894). Verdachte heeft dit ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd.
- Tijdens de doorzoeking op 21 december 2009 in de woning van verdachte is de volgende administratie van [rechtspersoon 1a] aangetroffen (p. 37, 38 en 60-63):
˗ het originele document register van aandeelhouders van [rechtspersoon 1a] (p 460);
˗ een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel [rechtspersoon 1b] , waarop met blauwe pen onder meer “0113-789000” is geschreven en een kopie van het paspoort (met handtekening) van [getuige 4] is gevoegd (p. 462 en 1060 en 1061);
˗ computerafdrukken van een overzicht (gemaakt 13 november 2009) van de ING-rekening ten name van [rechtspersoon 1a] met nummer 5396507 over de periode 1 januari 2009 tot en met
13 november 2009, welke gegevens tevens zijn aangetroffen op de computerapparatuur die in de woning is aangetroffen (p. 38, 61, 1016-1024);
˗ een brief van de belastingdienst aan [rechtspersoon 1a] d.d. 23 juni 2008, waarin is vermeld de gebruikersnaam om elektronisch aangifte en opgaaf te doen (p. 1062);
˗ een origineel contract en een Financial Lease overeenkomst van [autobedrijf ] betreffende de aanschaf van de Audi A6, kenteken
[kenteken 2] (p. 1009-1015);
˗ een originele btw-factuur van [rechtspersoon 8] aan [rechtspersoon 1a] d.d. 12 maart 2008 betrekking hebbend op een huurkoopovereenkomst van diverse computerapparatuur van [rechtspersoon 6] (p. 842);
˗ een factuur d.d. 15 mei 2008 van [rechtspersoon 10a] aan
[rechtspersoon 1a] met omschrijving “advies werkzaamheden volgens offerte” (p. 889);
˗ een factuur d.d. 12 juni 2008 van de [rechtspersoon 1b] aan [rechtspersoon 1a] met omschrijving “winstdeling 2007” (p. 893).
K.
Gelet op het hiervoor onder F tot en met J.1 overwogene verwerpt het hof de verweren van de raadsman in al hun onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
oplichting.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Het hof overweegt dat bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
˗ de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
˗ de mate waarin door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde het vertrouwen dat de overheid, in het bijzonder de Belastingdienst, in belastingaangiften mag stellen door verdachte is geschonden;
˗ de mate waarin door verdachte als gevolg van het bewezen verklaarde onder 1 subsidiair aan de Nederlandse Staat fiscaal nadeel is toegebracht, te weten ruim
€ 88.000,-;
˗ de ergernis en schade die is ontstaan door de onder 4 bewezen verklaarde oplichting;
˗ dat door feiten als onder 5 bewezen is verklaard het vertrouwen dat verstrekkers van hypothecaire leningen in door aanvragers overgelegde werkgeversverklaringen en loonbrieven moeten kunnen hebben, ernstig wordt geschonden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
˗ de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
31 maart 2016, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
˗ de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij de bepaling van de straf heeft het hof acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het hof zal daarbij uitgaan van een benadelingsbedrag van ruim € 88.000,-. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie bij een dergelijk benadelingsbedrag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 9 maanden of een taakstraf met een voorwaardelijke gevangenisstaf. De duur van deze straf kan worden verhoogd wanneer - zoals in de onderhavige zaak - sprake is van strafverzwarende omstandigheden zoals de lange duur van de gedragingen, het niet uit eigen beweging beëindigen daarvan, de rol van verdachte ten opzichte van andere betrokkenen ( [getuige 4] en [getuige 3] ) en de omstandigheid dat gebruik is gemaakt van rechtspersonen om zijn eigen rol bij de strafbare handelingen te verhullen.
Bovendien heeft het hof niet alleen de belastingfraude bewezen verklaard, maar ook de oplichting van [rechtspersoon 6] en het gebruik maken van (ver)vals(t)e documenten bij een hypotheekaanvraag.
Indachtig voornoemd oriëntatiepunt en de aard en ernst van de overige bewezen verklaarde feiten acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden. Dit uitgangspunt impliceert dat niet kan worden volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman verzocht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is, behoudens hetgeen hierna zal worden overwogen met betrekking tot de redelijke termijn, niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de redelijke termijn is overschreden, hetgeen tot strafvermindering zou moeten leiden.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval moet voor de onder 1 en 4 bewezenverklaarde feiten de termijn worden gerekend vanaf 21 december 2009 en voor het onder 5 bewezen verklaarde feit 1 september 2008, zijnde de data waarop de verdachte ter zake de betreffende feiten in verzekering is gesteld.
Het vonnis in eerste aanleg is gewezen op 13 september 2012. Aldus is er sprake van een tijdsverloop van meer dan twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn tot aan de afronding van de behandeling in eerste aanleg (feiten 1 en 4: ruim 32 maanden en feit 5: ruim 48 maanden), terwijl het hof onvoldoende bijzondere omstandigheden aanwezig acht die een zo langdurig tijdsverloop rechtvaardigen. Bij dat oordeel heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat hoewel een deel van het tijdsverloop zijn oorzaak vindt in de onderzoekswensen van de verdediging, niet het gehele tijdsverloop daaruit kan worden verklaard.
De verdachte heeft op 27 september 2012 hoger beroep ingesteld. Het hof doet uitspraak meer dan 46 maanden na de datum waarop hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof onvoldoende omstandigheden aanwezig acht die een zo langdurig tijdsverloop rechtvaardigen. Bij dat oordeel heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat hoewel een deel van het tijdsverloop zijn oorzaak vindt in de onderzoekswensen van de verdediging, niet het gehele tijdsverloop daaruit kan worden verklaard.
Een en ander brengt met zich mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden, hetgeen in casu moet leiden tot strafvermindering.
Bij dit oordeel heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
Het hof ziet in de hiervoor geconstateerde forse schendingen van het recht van de verdachte op een openbare behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof zal volstaan met de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf.
Vordering van de [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,- aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep
niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering deels verband houdt met een gevoerde klachtenprocedure bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening. Op grond van de thans voorhanden gegevens kan het hof niet vaststellen welk deel van de vordering rechtstreeks verband houdt met het onder 5 bewezen verklaarde feit. Het inwinnen van de benodigde nadere informatie op dat punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen en zal deze bij de burgerlijke rechter moeten aanbrengen.
Het hof zal de proceskosten compenseren in dier voege dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van het in beslag genomen zogenoemde spiekbriefje.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.