3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellant] is sedert 1 maart 2009 voor bepaalde tijd in dienst van EIPA als Senior Lecturer in Unit III-Europees Beleid. EIPA heeft bij memorie van antwoord opgemerkt dat het overeengekomen loon laatstelijk € 6.602,42 bruto per maand bedroeg exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. In de aanbiedingsbrief van 1 december 2008 bij de arbeidsovereenkomst is de navolgende tekst opgenomen:
“I would also like to confirm the agreement that EIPA will cover the tuition fees for both your children at the [woonplaats] International school ( [School] ).”
[appellant] dienstverband is per 1 maart 2010 overgegaan in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
[appellant] heeft twee kinderen, een dochter [dochter] en een zoon [zoon] . Deze hebben beiden de Primary School [School] bezocht. EIPA heeft blijkens de daarvan overgelegde facturen het schoolgeld voor het bezoek aan de primary school voor de beide kinderen betaald voor de schooljaren 2008-2009 tot en met 2012-2013. Over de verschillende jaren betrof dit bedragen van respectievelijk € 2.400,=, € 7.000,=, € 8.000,=, € 8.200,= en € 8.400,=.
In september 2013 is [dochter] het MYP (Middle Years Program) gaan volgen. De hiervoor verschuldigde lesgelden en waarborgsom (€ 8.050,=, gefactureerd op 1 juli 2013) zijn door EIPA vergoed.
In het schooljaar 2013-2014 genoot [zoon] nog onderwijs op de primary school. Hiervoor is op 21 juni 2013 onder nummer [nummer] een bedrag van € 4.700,= gefactureerd aan EIPA (prod. 4 CvA).
Naar aanleiding van de ontvangst van deze factuur schrijft EIPA in een brief van 31 januari 2014 het navolgende aan [appellant] :
“(…)
Referring to my letter of 1 December 2008, EIPA had agreed to cover the tuition fees for both your children at the International Primary School [School] . This agreement regarded a yearly contribution of € 8.000.
I would like to inform you that EIPA is prepared to continue the payment of a contribution to the school fees of your children and reimburse an amount of € 8.000 per year, but will not cover the amount on top. Please note that invoice nr. [nummer] from UWC for the primary school fees 2013-2014 will therefore not be covered by EIPA.”
3.2.1.
In de onderhavige procedure vorderde [appellant] in eerste aanleg, zakelijk weergegeven, een verklaring voor recht dat EIPA gehouden is tot betaling van de schoolgelden ten bate van de kinderen van [appellant] , primair zo lang zij onderwijs volgen, subsidiair zolang zij op de (internationale) basisschool zitten dan wel het (internationale) voortgezet onderwijs volgen, met veroordeling van EIPA tot betaling van € 4.700,= en € 500,= wegens door [appellant] zelf betaald schoolgelden inschrijfgeld en tot doorbetaling van de schoolgelden vanaf het schooljaar 2014-2015 en vermeerderd met rente en (buiten)gerechtelijke kosten als vermeld in r.o. 3.1 van het vonnis waarvan beroep.
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst als arbeidsvoorwaarde zijn overeengekomen dat EIPA alle opleidingskosten voor de kinderen aan [appellant] zou vergoeden, althans ten minste die voor het basis- en middelbaar onderwijs.
3.2.2.
EIPA heeft dit betwist door aan te voeren dat slechts is overeengekomen dat zij de schoolkosten betreffende het basisonderwijs zou vergoeden. Zij acht zich niet gehouden om de kosten van het middelbaar en – eventueel ook – het hoger onderwijs te vergoeden.
3.2.3.
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de hiervoor geciteerde inhoud van de brief van 1 december 2008 uitgelegd en op grond daarvan beslist tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] .
3.3.
[appellant] heeft in hoger beroep zes grieven tegen dit vonnis aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en vordert na wijziging van eis in hoger beroep dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat partijen bij aanvang van de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat EIPA gedurende de duur van het dienstverband het schoolgeld voor de beide kinderen van [appellant] , [dochter] en [zoon] , zal betalen zolang deze basisonderwijs en voortgezet onderwijs volgen;
en voorts, dat het hof EIPA zal veroordelen:
2. om met ingang van het schooljaar 2015/2016 het schoolgeld voor de beide kinderen van [appellant] , [dochter] en [zoon] , te betalen zolang deze voortgezet onderwijs volgen;
3. om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 20.570,= (€ 15.370,= + € 4.700,= + € 500,=) terzake de door [appellant] ten behoeve van [dochter] en [zoon] betaalde schoolgelden en inschrijfgeld;
4. om aan [appellant] te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 15.370,= vanaf 4 maart 2015, over € 4.700,= vanaf 18 september 2014 en over € 500,= vanaf 27 juni 2014 tot de dag der algehele voldoening;
5. om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan EIPA heeft betaald aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
6. tot betaling van de kosten van beide instanties, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit arrest, en voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
3.5.
Het hof stelt bij de beoordeling van dit geschil voorop dat noch in de schriftelijke tijdelijke arbeidsovereenkomst van 1 december 2008, noch in de schriftelijke arbeidsovereenkomst van 20 januari 2010 een bepaling is opgenomen met betrekking tot de vergoeding van schoolkosten. De afspraak waar [appellant] een beroep op doet betreft een mondelinge overeenkomst, waarvan EIPA bij brief van 1 december 2008 een schriftelijke bevestiging heeft gestuurd. In deze bevestiging is sprake van “tuition fees (…) at the [woonplaats] International school ( [School] )”. De [School] was ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst een internationale basisschool. De “ [woonplaats] International school” is in september 2009 van start gegaan. Onduidelijk is of in de brief van 1 december 2008 wordt verwezen naar één onderwijsinstelling of naar twee verschillende, alleen de basisschool of zowel de basisschool als de middelbare school. In dat opzicht bevat de afspraak, zoals deze in de brief van 1 december 2008 is weergegeven een onduidelijkheid die uitleg behoeft. [appellant] heeft immers niet gesteld dat hij met EIPA expliciet is overeengekomen dat EIPA ook de kosten voor het voortgezet onderwijs van zijn kinderen zou vergoeden, maar hij stelt dat hij dat uit de gedane toezegging mocht afleiden. EIPA heeft dat gemotiveerd betwist. In dat geval laat de bevestiging van de gemaakte afspraak inderdaad een onduidelijkheid bestaan die nadere invulling behoeft. Grief 1, gericht tegen het oordeel dat een dergelijke uitleg noodzakelijk is, faalt.
3.6.
Een overeenkomst komt tot stand door de aanvaarding van een daartoe strekkend aanbod. Voor de beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhoudingen tussen partijen zijn geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarover hebben partijen beide verklaard tijdens de in eerste aanleg gehouden comparitie. Zoals EIPA bij memorie van antwoord aanvoert, hebben beide partijen bij die gelegenheid verklaard dat zij tijdens de bespreking over het beding met betrekking tot de schoolkosten geen van beide hebben stilgestaan bij de kosten van het voortgezet onderwijs. Van [appellant] zelf is de volgende verklaring opgenomen:
“Bij het maken van de afspraak over de vergoeding van schoolkosten in 2008 is niet expliciet gesproken over de middelbare school. Dit lag zo ver weg in de toekomst dat ik er toen niet over nadacht en ik neem aan dat dit ook gold voor gedaagde.”
Namens EIPA is bij die gelegenheid door mr. Mertens verklaard:
“Hetgeen eiser verklaart komt overeen met het standpunt van gedaagde. Er is een afspraak gemaakt over alleen de basisschool. Men heeft niet stilgestaan bij de kosten voor het middelbaar onderwijs en daarover dus ook geen afspraken gemaakt.”
3.8.
Het hof neemt in aanmerking dat de afspraak over de vergoeding van schoolkosten niet op zichzelf staat, maar onderdeel uitmaakt van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Wanneer binnen het verband van de arbeidsovereenkomst een geschil ontstaat over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden, dient bij het zoeken naar een oplossing voor dat geschil in acht te worden genomen dat partijen zich over en weer jegens elkaar hebben te gedragen als een goed werknemer en goed werkgever.
3.9.
Het hof stelt verder vast dat EIPA aan [appellant] een voorstel heeft gedaan waaruit volgt dat zij bereid is om tot op zekere hoogte de schoolkosten (ook die van de middelbare school) te blijven vergoeden. Het hof stelt voorts vast dat zich na afloop van het schooljaar 2014/2015 nog een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan, omdat de kinderen van [appellant] vanaf het schooljaar 2015/2016 tweetalig onderwijs zijn gaan volgen op een Nederlandse middelbare school, waardoor de kosten ten behoeve van het onderwijs voor de kinderen van [appellant] aanzienlijk zijn afgenomen.