Tussen partijen staat vast dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] gegrond is op bedrijfseconomische redenen.
[handelsonderneming] heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde bedrijfseconomische redenen verwezen naar haar jaarrekeningen, waaruit blijkt dat het resultaat en het eigen vermogen in de periode van 2009 tot 2012 aanzienlijk zijn teruggelopen. Over het jaar 2009 was het resultaat na belasting € 136.377 negatief, in 2010 € 64.150 negatief, over 2011 € 7.216.648 negatief en in 2012 meer dan € 4.000.000 negatief.
Het eigen vermogen was per 2011 € 3.156.780 negatief, medio 2012 € 5.945.716 negatief en ultimo 2012 € 7.218.341 negatief. [handelsonderneming] was naar haar zeggen technisch failliet, behalve schulden had zij niets meer (mvg, punten 13-16).
[accountants & belastingadviseurs] heeft in haar brief van 23 september 2014 aangegeven dat zij sinds 2011 de controlerend accountant van [handelsonderneming] is en dat bij het opstellen van de jaarrekening in beginsel wordt uitgegaan van continuïteit, tenzij deze veronderstelling niet meer handhaafbaar is. Volgens [accountants & belastingadviseurs] is sprake van een negatief of gering eigen vermogen, negatieve (operationele) kasstromen en aanzienlijke negatieve bedrijfsresultaten. Dit vormt een indicatie dat sprake is van ernstige onzekerheid over de continuïteit. [accountants & belastingadviseurs] heeft het besluit van de directie en de daarmee samenhangende waardering op liquidatiebasis getoetst. De analyse over 2011 en de verwachtingen voor 2012 waren aanleiding de conclusie van de directie van [handelsonderneming] , dat een duurzame voortzetting van de bedrijfsactiviteiten niet meer mogelijk was, te onderschrijven (mvg, productie I). [geïntimeerde] heeft de door [handelsonderneming] in het geding gebrachte jaarstukken en de toelichting daarop van [accountants & belastingadviseurs] niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Verder is niet gebleken dat [handelsonderneming] onvoldoende heeft gedaan om het tij te keren (mva, punt 30). [handelsonderneming] heeft aangevoerd zij in oktober 2011 een nieuwe directeur heeft aangesteld en dat vernieuwingsprojecten zijn gestart, zoals een winkel volgens een nieuw concept (‘ [nieuw concept] ’) en een verandering van bestaande winkels, maar dat dit niet heeft mogen baten. Volgens [geïntimeerde] is het nieuwe filiaal op 10 augustus 2012 geopend, terwijl op nagenoeg hetzelfde moment tot liquidatie is besloten en bestond de verandering van bestaande winkels hooguit uit het verplaatsen van een meubelstuk, maar dit neemt naar het oordeel van het hof niet weg dat [handelsonderneming] op deze manier heeft geprobeerd de verkopen een impuls te geven (mvg, punt 7). [geïntimeerde] heeft hieraan nog toegevoegd dat pas in 2012 een webshop uit de grond werd gestampt (mva, punten 4-5). [handelsonderneming] heeft echter onbetwist aangegeven dat de vernieuwingsprojecten niet hebben mogen baten en dat vervolgens is gezocht naar overnamekandidaten en investeerders, maar dat kandidaten niet zijn gevonden (mvg, punten 8 en 9).
Voornoemde bedrijfseconomische omstandigheden waarin [handelsonderneming] verkeerde, liggen naar het oordeel van het hof naar hun aard weliswaar in de risicosfeer van [handelsonderneming] als werkgever, maar dat neemt niet weg dat de slechte financiële situatie van [handelsonderneming] mede het gevolg was van economische omstandigheden die haar niet kunnen worden verweten. Het stond [handelsonderneming] dan ook vrij om noodzakelijke maatregelen te nemen. [geïntimeerde] heeft dit ook erkend, volgens hem kon [handelsonderneming] zelf beslissen of haar onderneming geliquideerd moest worden en zo ja, op welk moment dat zou gebeuren (mva, punt 31). De enkele omstandigheid dat uit de brief van [accountants & belastingadviseurs] niet blijkt dat een faillissement niet te voorkomen was, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk geworden dat [handelsonderneming] vanwege haar slechte financiële positie genoodzaakt was om maatregelen te nemen en, gesterkt door de bevindingen van [accountants & belastingadviseurs] , tot liquidatie heeft kunnen besluiten. [handelsonderneming] heeft in dit verband onweersproken betoogd dat onder andere uit sociale overwegingen voor liquidatie is gekozen, zodat voorkomen werd dat werknemers van de ene op de andere dag op straat zouden komen te staan en de mogelijkheid werd gegeven om met zeer beperkte middelen begeleiding te bieden bij arbeidsmarktoriëntatie en sollicitatietechnieken (mvg, punt 11).