GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.117.015/01
Autocentrum Zuid-Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M.J.A. Verhagen te Eindhoven,
[VDN] Auto’s B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.H.C. van de Kerkhof te Helmond,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 1 april 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, sector civiel recht gewezen vonnis van 22 februari 2012 tussen appellante -AZN- als eiseres, en geïntimeerde -VDN-, als gedaagde.
Het hof zal de nummering van voormeld tussenarrest voortzetten.
8 De uitspraak
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht en benoemt in deze tot deskundige:
De heer R.G. Wehmeijer, verbonden aan Taxatie- en expertisebureau [Taxatie- en Expertisebureau] B.V.
[adres]
[postcode] [vestigingsplaats] :
verzoekt de deskundige om gemotiveerd de volgende vragen te beantwoorden:
a. bevinden het hekwerk, de autowasinstallatie, de lichtreclame en de remmentester zich nog in of aan de garage gelegen aan het [perceel] te [vestigingsplaats] ;
b. indien zich nog één of meer van deze vier zaken zich aldaar bevinden, zijn deze zaken dan volgens de verkeersopvattingen in de garagebranche bestanddeel geworden van dat pand, waarbij heeft te gelden dat de zaak in elk geval bestanddeel is als de zaak zodanig met de garage is verbonden dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht. U dient het antwoord zo uitvoerig mogelijk te motiveren (en bijvoorbeeld zo nauwkeurig mogelijk te vermelden waaruit eventuele schade bij verwijdering van een zaak bestaat en hoeveel herstel van die schade zou kosten);
c. kunt u indien één of meer van de vier genoemde zaken zich niet meer op het adres [perceel] te [vestigingsplaats] bevinden, aan de hand van de informatie in het dossier, onder andere de overgelegde foto’s, vraag b beantwoorden?
d. kunt u ongeacht uw antwoord op de voorgaande vragen bij benadering de waarde vermelden die elke zaak (het hekwerk, de autowasinstallatie, de lichtreclame en de remmentester) had begin januari 2006 en vervolgens in december 2010/januari 2011? Kunt u als een of meer van de genoemde vier zaken zich niet meer ter plekke bevinden, deze vraag beantwoorden aan de hand van de stukken die zich in het dossier bevinden?
e. heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek – en ten aanzien van de conceptrapportage – partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.125,30 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat AZN genoemd voorschot van € 1.125,30 zal overmaken binnen veertien (14) dagen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. J.R. Sijmonsma tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 1 augustus 2017 in afwachting van het deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, L.S. Frakes en J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 maart 2017.