Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
In artikel 7:220 lid 2 BW derde zin is bepaald: “Onder renovatie wordt zowel sloop met vervangende nieuwbouw als gedeeltelijke vernieuwing door verandering of toevoeging verstaan.” Een nadere uitwerking van het begrip renovatie heeft plaatsgevonden in het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 22 april 2016. Onder 3.4.2 van dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen:
Art. 7:220 lid 2, derde zin, BW – welke bepaling ook reeds gold toen het Bbsh (oud) nog van kracht was – bepaalt dat onder renovatie wordt verstaan “zowel sloop met vervangende nieuwbouw als gedeeltelijke vernieuwing door verandering of toevoeging”. Hieruit moet worden afgeleid dat renovatie in de hier bedoelde zin geacht wordt te leiden tot een toename van het woongenot, als gevolg van de vervangende nieuwbouw dan wel als gevolg van de gedeeltelijke vernieuwing van de bestaande woning door middel van een (fysieke) verandering of toevoeging.
De Hoge Raad voegt hieraan toe dat de vraag of in een concreet geval sprake is van renovatie, een beoordeling vergt van de omstandigheden van dat geval in het licht van vorenstaande maatstaf.
Door Wonen Zuid is onbetwist gesteld dat de werkzaamheden in de destijds door [appellant] gehuurde woning bestonden uit het vervangen van de keuken en van de tegels en het sanitair in de badkamer en het toilet. Blijkens productie 6 bij de CvA heeft vervanging van keuken, tegels en sanitair plaatsgevonden met het “standaardpakket” van Wonen Zuid. Aanvankelijk had [appellant] gekozen voor een speciale douchebak en toiletpot, maar vanwege de meerkosten heeft hij daarvan afgezien.
De werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode van 11 januari tot en met 29 januari 2010, dit is een periode van 19 dagen.
Naar het oordeel van het hof kan onder deze omstandigheden en gelet op de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf, niet gesproken worden van renovatie in de zin van artikel 7:220 lid 2 BW: van een ‘vernieuwing door verandering of toevoeging’ ter verhoging van het woongenot kan in dit geval immers niet worden gesproken. Hier is alleen sprake geweest van gewoon (groot) onderhoud waarbij ‘nieuw voor oud’ plaatsvond, wat eens in de zoveel jaren nodig is bij gewoon gebruik, en dat is onvoldoende om van een renovatie te spreken. Voor zover [appellant] bedoeld heeft te stellen dat daarvan wél sprake is, heeft hij dat standpunt onvoldoende onderbouwd.
Het voorgaande betekent dat de tweede grief van [appellant] faalt.