-
Electrotechnisch Installatiebureau [Electrotechnisch Installatiebureau] B.V. en Installatiecombinatie [Installatiecombinatie] B.V. (tezamen verder in enkelvoud: [elctrotechnisch bedrijf] ) is een elektrotechnisch bedrijf. [werknemer van electrotechnisch bedrijf] (verder: [werknemer van electrotechnisch bedrijf] ) was werkzaam bij [elctrotechnisch bedrijf] . Hij heeft per 2 december 2008 via een eigen holding en een eigen beheersmaatschappij (respectievelijk [Holding 2] en [geïntimeerde] ) de aandelen in [elctrotechnisch bedrijf] verkregen. [geïntimeerde] was tot april 2014 enig aandeelhouder en bestuurder van [elctrotechnisch bedrijf] .
-
In 2009, toen de crisis uitbrak en ook [elctrotechnisch bedrijf] het moeilijk kreeg, heeft [werknemer van electrotechnisch bedrijf] intensief contact gehad met [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] (verder: [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] ), werkzaam bij de accountant van het bedrijf. [werknemer van electrotechnisch bedrijf] en [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] besloten per 31 maart 2014 met elkaar samen te gaan werken. [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] werd (indirect) medeaandeelhouder en medebestuurder van [elctrotechnisch bedrijf] . Dit werd aldus gerealiseerd dat de aandelen van [elctrotechnisch bedrijf] werden ondergebracht in een nieuw opgerichte holding [Holding 3] B.V. (verder: [Holding 3] ). [geïntimeerde] en [appellante] , een eenmansvennootschap van [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] , kregen elk 50% van de aandelen in [Holding 3] .
-
Bij de aanvang van zijn samenwerking met [werknemer van electrotechnisch bedrijf] heeft [appellante] aan [Holding 3] / [elctrotechnisch bedrijf] een achtergestelde lening van € 50.000,= verstrekt. [appellante] heeft zich verder jegens de bank hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schulden van [elctrotechnisch bedrijf] aan de bank.
-
Op initiatief van brancheorganisatie ElektroNed is eind 2015 een onderzoek ingesteld naar de financiële positie en toekomst van [elctrotechnisch bedrijf] . Naar aanleiding van het onderzoeksrapport d.d. 12 november 2015 hebben [werknemer van electrotechnisch bedrijf] en [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] aan bedrijfsadviseur [bedrijfsadviseur] opdracht verstrekt voor een bedrijfsonderzoek.
-
[bedrijfsadviseur] kwam tot de conclusie dat een gezamenlijke voortzetting van [elctrotechnisch bedrijf] door [werknemer van electrotechnisch bedrijf] en [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] niet wenselijk was. [werknemer van electrotechnisch bedrijf] en [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] hebben vervolgens voor het eerst op 30 maart 2016 hierover overleg gehad. Met de bedrijfsaccountant, [bedrijfsaccountant] van [Accountants] Accountants (verder: [bedrijfsaccountant] ), is gesproken over de eventuele voorwaarden voor een uittreden van [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] .
-
Bij email van 1 april 2016 (14:14:05 CEST) heeft [bedrijfsaccountant] aan [werknemer van electrotechnisch bedrijf] een concept-vaststellingsovereenkomst ‘zoals op 31 maart 2016 besproken’ doen toekomen (prod. 11 [appellante] ). Deze overeenkomst hield, kort samengevat, onder meer in: verkoop door [appellante] van haar 50% aandelen aan [geïntimeerde] voor een koopsom van € 1,=, beëindiging van de managementovereenkomst per 31 maart 2016, kwijtschelding door [appellante] van een gedeelte groot € 40.000,= van de achtergestelde lening van € 50.000,=, een en ander onder de ontbindende voorwaarde dat de bank [appellante] niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zou ontslaan.
-
In een email van 1 april 2016 (01:37:21 CEST) met als onderwerp: Antw.:vaststellingovk (prod. 6 inl. dagv.) heeft [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] aan [bedrijfsaccountant] laten weten dat hij met de gang van zaken niet gelukkig was. [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] schrijft in die email onder meer: “(…) Ja, ik heb het in een opwelling misschien toegezegd maar de afgelopen weken zonder persoonlijk adviseur voor mij is nou niet bepaald een situatie geweest voor mij om helder na te kunnen denken en te beslissen. Ik zeg zolang de handtekeningen nog niet zijn gezet is er nog van alles mogelijk. (…)”
-
Tussen partijen is verder onderhandeld. Een gewijzigde concept-vaststellingsovereenkomst d.d. 25 april 2016 (prod. 16 [appellante] ) hield onder meer in: de verkoop van de aandelen van [appellante] aan [Beheer] voor een koopprijs van € 1,=, afstand door [appellante] van de achtergestelde lening van € 50.000,=, betaling aan [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] van een managementvergoeding van € 4.000,= per maand voor de maanden tot en met februari 2017 en van een managementvergoeding € 2.750,= voor de maand maart 2017, onder de ontbindende voorwaarden dat (i) de bank [appellante] niet uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid zou ontslaan, (ii) de bank de ten behoeve van [elctrotechnisch bedrijf] , [Holding 2] en [geïntimeerde] gearrangeerde kredietregelingen opzegt of wijzigt in de drie maanden volgend op het ontslag van [appellante] uit de hoofdelijkheid.
-
Aan beide zijden zijn de advocaten van partijen bij de nieuwe concept-vaststellingsovereenkomst betrokken. Zij hebben beiden enkele wijzigingen in de concept-vaststellingsovereenkomst voorgesteld. Mr. Spijker schreef in zijn reactie (op het concept met door mr. Vliexs voorgestelde wijzigingen) bij email van 26 april 2016 (prod. 18 [appellante] ) als volgt: “(..) Ik heb in de bijlage (*) de vaststellingsovereenkomst bijgevoegd met enkele kleine wijzigingen van mijn kant. Ik deel de mening van mr. Vliexs dat de overeenkomst een nauwkeurige weergave van het besprokene is. De wijzigingen (weergave in blauw) spreken voor zich. (…) Er zijn twee opmerkingen mijnerzijds: artikel 8: oorspronkelijk stond hier een ontbindende voorwaarde. Mr. Vliexs heeft hier een opschortende voorwaarde van gemaakt, echter ik ben met de oorspronkelijke tekst van mening dat dit een ontbindende voorwaarde betreft. Het is immers een voorwaarde welke de verbintenis met het plaatsvinden van een gebeurtenis doet vervallen (…) Artikel 9: Mr. Vliexs heeft het tweede (sub)deel van art. 8 doorgestreept. Dit was echter wel een uitdrukkelijke afspraak tussen partijen. Daarom heb ik de afspraak opnieuw in artikel 9 opgenomen, maar iets gewijzigd (..) Voor het overige ben ik het eens met de overeenkomst en de wijzigingen. Mochten alle partijen verder akkoord zijn, dan kunnen de wijzigingen worden uitgevoerd en partijen op korte termijn tekenen.”
-
Bij email van 27 april 2016 (prod. 19 [appellante] ) heeft mr. Vliexs aan mr. Spijker en andere bij de vaststellingsovereenkomst betrokkenen een versie van de vaststellingsovereenkomst doen toekomen waarin de opmerkingen van mr. Spijker zijn verwerkt. In die email schrijft mr. Vliexs: “Naar aanleiding van de opmerking van mr. Spijker dat de betalingsverplichting van de vennootschap vervalt bij het einde van het krediet van de bank, merk ik op dat zulks enkel geldt indien de vennootschap door een faillissement niet meer kan betalen. (..)”
Bij email van 30 april 2016 heeft mr. Vliexs vervolgens opnieuw de vaststellingsovereenkomst doen toekomen met daarin nog een wijziging van artikel 4 (t.a.v. de verschuldigde rente) en artikel 10 (t.a.v. de notariële kosten).
-
Bij email van 9 mei 2016 (prod. 20 [appellante] ) attendeert mr. Vliexs erop dat mr. Spijker na 25 april 2016 niets meer heeft laten horen. Mr. Vliexs stuurt een nieuwe versie toe van de vaststellingsovereenkomst met een nieuw artikel 5 en toevoeging van een sanctie in art. 8 voor het geval de door de [elctrotechnisch bedrijf] aan [appellante] verschuldigde termijnen niet tijdig worden voldaan.
-
Bij email van 10 mei 2016 (prod. 21 [appellante] ) reageert [medewerker van Accountants] (van [Accountants] Accountants, verder: [medewerker van Accountants] ): “(..) OP 4/5 heeft de heer Spijker laten weten dat de heer [werknemer van electrotechnisch bedrijf] in verband met zijn vakantie die week niet in staat was om zijn definitief akkoord te geven. Dat akkoord heeft hij gisteren aan het einde van de middag gegeven op de op dat moment laatste versie van het stuk. De aanpassingen die u nu voorstelt, betekenen dat ik weer genoodzaakt ben om de reactie van de heren Spijker en [werknemer van electrotechnisch bedrijf] af te wachten, alvorens het definitieve stuk te produceren.(..)” Bij een daarop volgende email van 10 mei 2016 stelt mr. Vliexs verder nog een aanpassing voor in art. 6 van de beoogde overeenkomst in verband rente over de rekening-courant en een aanpassing betreffende het geven van een prikkel tot een correcte nakoming.
-
Bij email van 18 mei 2016 (prod. 13 [geïntimeerde] ) heeft mr. Vliexs aan mr. Spijker bericht: “Geachte confrère, Eerder hadden wij telefonisch overleg. Dat heeft geresulteerd in de vaststellingsovereenkomst (VSO) als bijgevoegd. Cliënte is akkoord met de inhoud daarvan en kan zich vinden met verzending daarvan aan de bank. Indien de bank cliënte ontslaat uit de hoofdelijkheid, kan artikel 9 komen te vervallen en kan de VSO als bijgevoegd worden ondertekend. Graag verneem ik het akkoord van uw cliënte met de inhoud en verzending van de VSO als bijgevoegd aan de bank. De heer [bedrijfsaccountant] van [Accountants] zal daarvoor dan zorgen. (..)”
-
De bij laatstgenoemde email behorende VSO heeft als inhoud:
“(..)
1. [appellante] B.V. verkoopt aan [geïntimeerde] B.V. (…) het door haar gehouden aandeel in de vennootschap (..) voor een koopsom van € 1,= (..)
De notariële leveringsakte wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening van de onderhavige vaststellingsovereenkomst gepasseerd. De koop en levering zal economisch terugwerken tot 1 januari 2016.
(..)
4. [appellante] scheldt de aan de vennootschap verstrekte achtergestelde geldlening (..) € 50.000 (..) volledig kwijt. (..) De laatste dag tot wanneer rente wordt berekend is 31 december 2015. Deze rente is reeds voldaan. (..)
(..)
8. (overeengekomen managementvergoeding tot en met maart 2017)
9. De afspraken uit de onderhavige vaststellingsovereenkomst vinden doorgang onder de ontbindende voorwaarde dat de Rabobank [vestigingsnaam] : [appellante] niet ontslaat uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid (..)
(..)”
-
Bij email van 18 mei 2016 (prod. 13 [Holding 2] ) verklaart ook mr. P.T.H. Janssen van het kantoor van mr. Spijker zich namens [werknemer van electrotechnisch bedrijf] akkoord met de vaststellingsovereenkomst en verzending daarvan aan de bank. Mr. Janssen schrijft in deze email verder: “Indien de bank overgaat tot ontslag van [appellante] B.V. uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, dan zal artikel 9 komen te vervallen en zal de VSO als bijgevoegd door partijen worden ondertekend.”
-
Nadien zijn door [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] nog emails aan [werknemer van electrotechnisch bedrijf] gestuurd waarin hij zijn ongenoegen over de gang van zaken uiteenzet. In een email van 30 mei 2016 (prod. 27 [appellante] ) schrijft hij onder meer: “Tsja, de wijze waarop en de snelheid waarmee ik het veld moet ruimen is enorm groot. Zo groot dat ik daar nu pas goed de financiële consequenties van inzie. (…) Het afscheid nemen van [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] is in zoverre een onderdeel van jouw reorganisatieplan, maar dat is niet correct om te korten op mijn vordering uit hoofde van de lening en opzegtermijn van onze overeenkomst. (..)”. In een email van 9 juni 2016 (prod. 30 [appellante] ) schrijft [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] aan [werknemer van electrotechnisch bedrijf] onder meer: “(…) We zijn inmiddels ruim 2 maanden verder en er liggen nog steeds geen cijfers en prognoses bij de bank waardoor zij geen beslissing omtrent mijn ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid kunnen nemen. De concept vaststellingsovereenkomst is op dit moment formeel gezien niets waard wanneer het doek valt voor [elctrotechnisch bedrijf] . (..) Ik bevestig hierbij nogmaals met klem dat we geen getekende vaststellingsovereenkomst hebben en ik me dus ook niet geroepen voel me te houden aan stukken die formeel voor de wet geen enkele betekenis hebben. (..)”
[medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] weigert te voldoen aan een verzoek van [werknemer van electrotechnisch bedrijf] om ondertekening van een formulier tot beëindiging van zijn volmacht voor [elctrotechnisch bedrijf] bij de bank. In een email van 17 juni 2016 (prod. 32 [appellante] ) schrijft [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] : “(..) Ik heb geen enkel stuk van Rabobank ontvangen waaruit blijkt op welke termijn de Rabobank de intentie heeft mij te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en voornemens is om [appellante] BV te ontbinden uit de kredietlijn. (…) Wij zullen eerstens schriftelijke overeenstemming moeten bereiken, voorzien van beide handtekeningen voor akkoord (…) alvorens ik de beëindiging van de volmacht (..) voor akkoord teken. (..)”.
-
In een email van 18 juli 2016 (prod. 36 [appellante] ) schrijft (de Accountmanager Bijzonder Beheer Bedrijfsmanagement [de Accountmanager Bijzonder Beheer Bedrijfsmanagement] , verder: [de Accountmanager Bijzonder Beheer Bedrijfsmanagement] , namens) de bank aan [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] en [werknemer van electrotechnisch bedrijf] : “Heden ochtend heb ik [roepnaam] (toev. hof: [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] ) gesproken naar aanleiding van het onttrekken van managementfee van de rekening van [Holding 3] bij onze bank. Als onderdeel van de herstructurering ligt het verzoek ontslag hoofdelijkheid van [appellante] BV ter beoordeling bij de Staat in verband met de staatsgegarandeerde leningen. Van [roepnaam] heb ik vernomen dat jullie er niet uit zijn voor wat betreft de voorwaarden en condities waaronder ontslag hoofdelijkheid kan plaatsvinden. Ontslag hoofdelijkheid en de offerte voor herstructurering zijn echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hiermee is het noodzakelijk dat de afspraken omtrent het ontslag geformaliseerd zijn. (..)”
-
In een email van 21 juli 2016 (prod. 38 [appellante] ) bericht [de Accountmanager Bijzonder Beheer Bedrijfsmanagement] namens de bank aan [werknemer van electrotechnisch bedrijf] : “(..) Zowel de bank als de Staat zijn akkoord met ontslag hoofdelijkheid van [appellante] BV. Een voorwaarde is wel dat onderstaande discussie met [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] is afgerond en dat wij inzicht hebben gekregen in de gemaakte afspraken. (..)”
In een email aan [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] en [werknemer van electrotechnisch bedrijf] d.d. 25 juli 2016 (prod. 39 [appellante] ) schrijft [de Accountmanager Bijzonder Beheer Bedrijfsmanagement] namens de bank: “(..) In navolging op onderstaande mail (hof: voormelde email van 21 juli 2016) het volgende. Ontslag hoofdelijkheid is door zowel bank als Staat akkoord bevonden. Echter is tussen jullie nog geen overeenstemming omtrent de lening van € 50.000,00 ingebracht door [appellante] BV, welke is achtergesteld aan de bank. Ook voor vrijgave van deze achterstelling dient er goedkeuring door de Staat verleend te worden. (..) Vooralsnog blijven de huidige afspraken omtrent deze achterstelling ongewijzigd, wat inhoudt dat er niet afgelost mag worden hierop. Indien jullie hier afspraken over maken, dient minimaal een geactualiseerde liquiditeitsprognose te worden aangeleverd waaruit blijkt dat het additionele onttrekken van liquiditeiten verantwoord en hiermee acceptabel is. Op dat moment kan ik dit voorleggen aan de Staat. (…)”
Bij email van 26 juli 2016 (prod. 40 [appellante] ) schrijft [de Accountmanager Bijzonder Beheer Bedrijfsmanagement] namens de bank aan [werknemer van electrotechnisch bedrijf] en [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] : “Heden ochtend heb ik met jullie beide gesproken over ontslag hoofdelijkheid en vrijgave van de achterstelling ad 50/k van [appellante] BV. De huidige situatie is dat jullie gezamenlijk bevoegd zijn. Ontslag hoofdelijkheid en hiermee de herstructurering van de financiering dient hierdoor door jullie beiden getekend te worden. Stap één is dat jullie er uitkomen en dat de bevoegdheden aangepast worden bij de Kamer van Koophandel. Hierna kan dit proces opgestart worden. Als onderdeel van de herstructurering en hiermee ontslag hoofdelijkheid van [appellante] BV, dien ik een nieuw oordeel te vellen over hoe jullie omgaan met de achtergestelde vordering van € 50.000,-- (..) Dit dient tevens voorgelegd te worden aan de Staat. Ik zie de nieuwe vaststellingsovereenkomst graag tegemoet. Tot die tijd doe ik een pas op de plaats.(..)”