In geval van samenloop tussen onderhoudsverplichtingen van ouders en stiefouders heeft als uitgangspunt te gelden dat deze onderhoudsverplichtingen van gelijke rang zijn (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 8 juni 2008, RFR 2007, 49 en Gerechtshof Amsterdam 23 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:615). De rechter kan echter – gelet op ieders verhouding tot de onderhoudsgerechtigde – een correctie toepassen. Daarbij kunnen alle omstandigheden van het geval een rol spelen.
Het hof ziet in hetgeen door de vrouw is aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van de gelijke rang van de onderhoudsverplichtingen, zeker niet nu, anders dan door de vrouw is gesteld, vast staat dat de ouders van [de jongmeerderjarige] onvoldoende draagkracht hebben om volledig in haar behoefte te voorzien. In hoger beroep zijn namens de man immers stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de vader van [de jongmeerderjarige] , de heer [vader van de jongmeerderjarige] , nog steeds in staat van faillissement verkeert. Nu de rechter-commissaris geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid ex artikel 21 Faillissementswet, dient er van worden uitgegaan dat zijn draagkracht nihil is (HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5884).
De stelling van de vrouw dat, nu de heer [vader van de jongmeerderjarige] ondanks zijn faillissement in staat is de door dit hof bij beschikking van 4 september 2008 aan hem opgelegde bijdrage van (geïndexeerd) € 341,00 per maand te betalen, de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in de draagkracht van de ouders van [de jongmeerderjarige] , zodat het ervoor gehouden moet worden dat zij in haar volledige behoefte kunnen voorzien, is door de man voldoende gemotiveerd weersproken. De man heeft immers onbetwist gesteld dat de heer [vader van de jongmeerderjarige] samenwoont met een partner die een groter aandeel in de kosten van de huishouding betaalt, waardoor de heer [vader van de jongmeerderjarige] uit het vrij te laten bedrag de bijdrage voor [de jongmeerderjarige] kan voldoen.
Nu de heer [vader van de jongmeerderjarige] ondanks zijn faillissement toch de bijdrage van € 341,- per maand voor [de jongmeerderjarige] betaalt, zal het hof hiermee rekening houden.