Bij dagvaarding van 14 juli 2014 hebben [appellante] c.s. de onderhavige procedure tegen [geïntimeerde] aanhangig gemaakt. In deze procedure stellen zij dat de nalatenschap van de erflater een hogere waarde vertegenwoordigt dan door [geïntimeerde] vermeld, hetgeen gevolgen heeft voor de omvang van de legitieme portie waarop de aan hen gelegateerde bedragen zijn gebaseerd. Ook achten zij de door [geïntimeerde] verstrekte informatie niet toereikend. Op grond daarvan vorderden zij in eerste aanleg in conventie, samengevat:
I. vaststelling van de verdeling van de nalatenschap, zoals verwoord in de inleidende dagvaarding;
II. een verklaring voor recht dat de onroerende zaak aan [adres] te [plaats 2] onderdeel uitmaakt van de nalatenschap en dat hieraan een waarde wordt toegekend van € 900.000,=;
III. een verklaring voor recht dat de omvang van de nalatenschap is als omschreven in de inleidende dagvaarding en vaststelling van de legitieme portie van [appellante] c.s. waarop [appellante] c.s. na het overlijden van [geïntimeerde] aanspraak kunnen maken;
IV. veroordeling van [geïntimeerde] om opgave te doen van alle activa en passiva van de nalatenschap, op verbeurte van een dwangsom.
[geïntimeerde] heeft deze vorderingen betwist. In reconventie vorderde zij, samengevat, vaststelling van de waarde en de samenstelling van de nalatenschap overeenkomstig productie 1 bij conclusie van antwoord, in die zin dat de nalatenschap een negatieve waarde heeft en [appellante] c.s. daarom niets hebben te vorderen op grond van hun aanspraken uit hun legaten.
[appellante] c.s. hebben deze vordering op hun beurt bestreden.