12.2.
De deskundige heeft zijn deskundigenbericht op 19 januari 2018 uitgebracht.
Op vraag 1, luidende: “Op welk bedrag dient op de basis als geoordeeld onder r.o. 6.5.34 met inachtneming van r.o. 6.5.18, op de geëigende wijze de door Façade geleden schade te worden begroot?”
heeft de deskundige geantwoord: “De schade is begroot op € 70.425.”
Op vraag 3, luidende: “Kunt u aan de hand van de administratie van Façade vaststellen welke kosten zij met het laten verrichten van de onder 9.6.3. genoemde onderzoeken heeft gemaakt en zo ja wat de hoogte van die kosten is?”
heeft de deskundige geantwoord: “Aan de hand van facturen en de administratie van Façade heb ik kunnen vaststellen dat de kosten van Deloitte & Touche totaal € 21.976,00 exclusief omzetbelasting bedragen. Ik heb niet kunnen vaststellen dat Façade daadwerkelijk de kosten van een onderzoek van Sûreté Nederland heeft gedragen.”
Voorts heeft de deskundige bij de beantwoording van vraag 2 verwezen naar een toelichting op zijn onderzoekaanpak in zijn rapport en naar een toelichting in zijn rapport op hoe de schade is begroot en welke uitgangspunten hieraan ten grondslag liggen. Op vraag 4 heeft hij geantwoord dat hij verder geen opmerkingen heeft.
De begroting van de schade als bedoeld met vraag 1
12.4.
Bij memorie na deskundigenbericht concludeert Façade, dat de door haar geleden schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [geintmeerden c.s.] , althans het deel dat betrekking heeft op de voortzetting van de tien onderzochte projecten, dient te worden vastgesteld op ten minste € 134.550,-- dan wel dat een deskundige wordt benoemd, althans Façade wordt toegestaan in het kader van een tegenonderzoek ex artikel 200 Rv een deskundige te doen horen, om vast te stellen wat de capaciteit van Façade was en welke uren, tegen welk tarief, zouden zijn gefactureerd als de werkzaamheden op de projecten zouden zijn uitgevoerd door Façade.
Volgens Façade is de deskundige - gelet op de aard en omvang van de organisatie van Façade en de aldaar beschikbare capaciteit, maar ook de financiële positie waarin Façade destijds verkeerde - er ten onrechte vanuit gegaan dat de werkzaamheden voor de onderhavige 10 projecten, die aan de schadeberekening ten grondslag liggen (hierna: de werkzaamheden, hof), zouden zijn verricht door extern in te schakelen adviseurs waar Façade de gemiddelde personeelskosten voor zou hebben moeten maken.
Façade betoogt dat zij, anders dan de deskundige van mening is, de interne capaciteit had om die werkzaamheden (890 uur) uit te voeren (acht personeelsleden onder wie [directeur-eigenaar van appellante] ) en dat de werkzaamheden met de bestaande capaciteit, voor een deel door [directeur-eigenaar van appellante] zelf, zouden zijn uitgevoerd. De werkzaamheden zouden binnen Façade zijn verricht voor een uurtarief (van de heer [directeur-eigenaar van appellante] ) van € 145,--. Aldus zou Façade een omzet hebben geboekt voor een bedrag van € 129.050,-- exclusief engineerswerk dat op [straat] is gefactureerd ter waarde van € 5.500,--. De schade van Façade had volgens haar dus, als gezegd, moeten worden begroot op € 134.550,--.
12.7.
Het hof constateert dat geen grief is gericht tegen de hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS in het vonnis waarvan beroep van 28 maart 2013. Het hof gaat er dan ook vanuit dat [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS aansprakelijk zijn voor dezelfde schade. Naar het oordeel van het hof dient de schade die Façade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS als bedoeld onder r.o. 4.9.5. – 4.9.6. van het tussenarrest van 23 november 2010 te worden begroot op voornoemd bedrag van € 70.425, --. Zonder voornoemd onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS zou Façade de werkzaamheden zelf hebben verricht (r.o. 9.5.4. en 9.7.1. van het tussenarrest van 4 april 2017) en niet een vermogensschade van € 70.425, -- hebben geleden. Voornoemd bedrag staat in zodanig verband met het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS dat het gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade voor vergoeding door [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS in aanmerking komt.
Grief 3 in incidenteel appel slaagt in die zin dat aan Façade een bedrag van € 70.425, -- als vergoeding voor schade, bedoeld in de artikelen 6:96 lid 1 en 98 BW, ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS als bedoeld onder r.o. 4.9.5. – 4.9.6. van het tussenarrest van 23 november 2010 kan worden toegekend en niet een bedrag van € 10.651,-- plus € 60.000,--. Het vonnis van 28 maart 2013 dient te worden vernietigd voor zover [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS c.q. haar rechtsopvolger, hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van € 60.000,-- en € 10.651,-- met rente over voornoemde bedrag vanaf de dag der dagvaarding zijnde 23 juni 2004 tot aan de dag der voldoening. [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 70.425, -- met, nu tegen de veroordeling in de wettelijke rente geen grief is gericht, wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, zijnde 23 juni 2004 tot aan de dag der voldoening. Gezien het falen van grief 15 in principaal appel (zie het tussenarrest van 11 oktober 2016) wordt (anders dan door het gebruik van de aanduiding ‘ [geintmeerden c.s.] ’ onder r.o. 6.5.18 van het tussenarrest van 11 oktober 2016 zou kunnen worden aangenomen) Silhouette B.V. niet aansprakelijk gehouden.
Kosten onderzoeken Deloitte & Touche (producties 34, 37 en 38 bij dagvaarding van 23 juni 2004) en Sûreté (producties 26 en 27 bij dagvaarding van 23 juni 2004)
12.8.
De vordering van Façade om [geintmeerden c.s.] te veroordelen tot betaling van de kosten van voornoemde onderzoeken door Deloitte & Touche ad € 26.151,44 en Sûreté ad
€ 1.500,--, betreft een vordering ter zake kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid en de schade, als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Bij dagvaarding in eerste aanleg heeft Façade aangevoerd dat zij die kosten noodgedwongen heeft moeten maken teneinde de door haar gepresenteerde gegevens te doen achterhalen.
Met grief 4 in incidenteel appel heeft [geintmeerden c.s.] zich gericht tegen de veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS c.q haar rechtsopvolger (in het tussenarrest van 11 oktober 2011 staat onder r.o. 6.5.30. per abuis tegen de veroordeling van [geintmeerden c.s.] ) in de kosten van voornoemde onderzoeken door Deloitte & Touche ad
€ 25.151,44 en Sûreté Nederland ad € 1.500,--. Bij memorie na deskundigenbericht betoogt [geintmeerden c.s.] dat de vordering van Façade ter zake de onderzoekskosten voor onderzoek door Sûreté en Deloitte & Touche dient te worden afgewezen.
Het hof zal eerst beoordelen of en in hoeverre voornoemde kosten door Façade zijn gemaakt en vervolgens welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Kosten onderzoeken Deloitte & Touche (producties 34, 37 en 38 bij dagvaarding van 23 juni 2004)
12.9.
De deskundige rapporteert dat Façade twee voorschotnota’s en een slotfactuur van Deloitte & Touche van totaal € 21.976,-- (€ 26.151,44 inclusief omzetbelasting) voor “forensisch onderzoek” heeft overgelegd en dat hij aan de hand van de administratie 2002 en 2003 heeft kunnen concluderen dat de kopieën van de voorschotnota’s en de slotfactuur, die deel uit maken van het procesdossier, overeenkomen met authentieke facturen van Deloitte & Touche Forensic Services. De slotfactuur gaat vergezeld van een urenspecificatie zo rapporteert de deskundige. De deskundige heeft voorts kunnen vaststellen dat de facturen van Deloitte & Touche Forensic Services zijn geboekt in het inkoopboek en dat betaling is geboekt in het bankboek. De deskundige rapporteert voorts “Originele bankstukken waren naar ik begrijp niet meer beschikbaar en zijn naar verluidt 15 jaar na dato ook niet meer op te vragen.” De voorschotnota’s en de slotfactuur van Deloitte & Touche Forensic Services zijn, zo rapporteert de deskundige volledigheidshalve, als bijlage III bij het deskundigenbericht gevoegd. [geintmeerden c.s.] heeft deze bevindingen van de deskundige niet betwist, behalve dat hij betoogt dat de facturen niet eerder in de procedure dan naar aanleiding van de vraag van het hof (naar het hof begrijpt voornoemde vraag 3) zijn overgelegd. Aangaande dit betoog van [geintmeerden c.s.] oordeelt het hof dat [geintmeerden c.s.] reeds eerder in de procedure heeft aangevoerd dat Façade haar vordering niet met facturen had onderbouwd (grief 4 in incidenteel appel) en dat Façade dat niet heeft betwist. [geintmeerden c.s.] heeft de als bijlage III bij het deskundigenbericht gevoegde facturen van Deloitte & Touche Forensic Services op zich niet betwist. Evenmin heeft hij betwist dat deze facturen betrekking hebben op de als productie 34, 37 en 38 bij dagvaarding van 23 juni 2004 overgelegde onderzoeken. Wel betoogt [geintmeerden c.s.] dat het boeken van facturen in een inkoopboek en bankboek niet het bewijs oplevert dat de in de facturen vermelde bedragen ook werkelijk zijn betaald. Naar het oordeel van het hof dient, ook wanneer er met [geintmeerden c.s.] vanuit moet worden gegaan dat het boeken van facturen in een inkoopboek en bankboek geen bewijs van betaling oplevert, onder voornoemde omstandigheden te worden aangenomen dat Façade met het laten verrichten van het onderzoek kosten heeft gemaakt. [geintmeerden c.s.] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan dient te worden aangenomen dat geen onderzoek dan wel kosteloos onderzoek is verricht. Het betoog van [geintmeerden c.s.] dat hij de deskundige heeft gewezen op significante verschillen tussen de stempels en handtekeningen/parafen op de facturen van Deloitte & Touche en die welke voorkomen op de facturen zoals in het verleden door Façade werden geboekt, is geen voldoende betwisting van betaling van de facturen.
Met de facturen die als bijlage III bij het deskundigenbericht zijn gevoegd heeft Façade de hoogte van de kosten onderbouwd. [geintmeerden c.s.] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan dient te worden aangenomen dat de kosten op een ander bedrag dienen te worden gesteld dan het bedrag dat de deskundige aan de hand van de facturen en de administratie heeft kunnen vaststellen. Het hof maakt de bevindingen van de deskundige dat de kosten voor het onderzoek van Deloitte & Touche € 21.976,-- exclusief omzetbelasting bedragen tot de zijne. Het hof oordeelt dat dient te worden aangenomen dat deze kosten door Façade zijn gemaakt.
[geintmeerden c.s.] heeft betwist dat de btw als schade in aanmerking komt nu Façade deze kan verrekenen. Dienaangaande oordeelt het hof dat, nog daargelaten of het standpunt met betrekking tot de btw als tardief dient te worden aangemerkt, dat [geintmeerden c.s.] zijn betoog dat Façade de btw in dit geval kan verrekenen niet heeft onderbouwd.
12.10.
Ten aanzien van de vordering van Façade om [geintmeerden c.s.] te veroordelen tot betaling van de kosten van voornoemde onderzoeken door Deloitte & Touche
ad € 26.151,44, geldt het volgende. Voorop gesteld dient te worden dat kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid en de schade, als bedoeld in artikel 6: 96 lid 2 onder b BW eerst voor vergoeding in aanmerking komen indien een wettelijke verplichting tot vergoeding van de schade bestaat. Gezien het oordeel van het hof onder r.o 4.9.5. – 4.9.6. bij tussenarrest van 23 november 2010 dat sprake is van onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS, is daar ten aanzien van hen aan voldaan.
Thans komt het hof toe aan de beoordeling of de hiervoor bedoelde kosten € 26.151,44 inclusief btw, op grond van artikel 6:96 BW, als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking komen.
Volgens vaste rechtspraak (HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586) is voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW, vereist dat:
a. a) condicio sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten;
b) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend;
c) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen; en
d) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn.
Voor vergoeding van de hier bedoelde kosten is echter niet vereist dat uiteindelijk komt vast te staan dat schade is geleden (vgl. HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423).
Zoals hiervoor overwogen stelt Façade dat zij die kosten noodgedwongen heeft moeten maken teneinde de door haar gepresenteerde gegevens te doen achterhalen.
Het maken van de kosten van de onderzoeken van Deloitte & Touche is terug te voeren op aansprakelijkheid scheppend handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS als bedoeld onder r.o. 4.9.5. – 4.9.6. De onderzoeken - als in de onderzoeksrapporten van Deloitte & Touche in onderling verband aangegeven - betreffen de vraag of er overeenkomsten bestaan tussen de adressen in de circulaires van IBS van 11 juli 2002 en de adresgegevens uit het relatiebestand van Façade (productie 38), respectievelijk het verifiëren van de adresgegevens uit die circulaires met openbare bronnen (productie 37) en voorts onderzoek van computers ter vaststelling van feiten van vermoedens van Façade (productie 34). Als vermoeden is genoemd dat projecten zijn meegenomen door [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] en in I.B.S. Consultants B.V. worden voortgezet. De kosten van deze onderzoeken staan gezien het voorgaande in zodanig verband met voornoemd aansprakelijkheid scheppend handelen dat deze gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade aan [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS kunnen worden toegerekend. Naar het oordeel van het hof was het redelijk om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van voornoemd handelen door [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS deskundige bijstand in te roepen en zijn de kosten, gezien de urenspecificatie bij de slotfactuur van Deloitte & Touche (bijlage III bij deskundigenbericht), redelijk. Door [geintmeerden c.s.] zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan anders moet worden geoordeeld.
Het betoog van [geintmeerden c.s.] dat het gevorderde bedrag in geen verhouding staat tot de schade en daarom niet kan worden toegewezen, gaat niet op. Voor het recht op vergoeding van de onderhavige kosten behoeft geen schade te bestaan.
12.11.
Het voorgaande betekent dat de vordering van Façade om [geintmeerden c.s.] te veroordelen tot betaling van de kosten, noodzakelijk voor de hiervoor genoemde onderzoeken van Deloitte & Touche jegens [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS, hoofdelijk, voor toewijzing in aanmerking komt, met dien verstande dat Façade geen grief heeft gericht tegen de veroordeling door de kantonrechter voor een bedrag van € 25.151,44, zodat het vonnis in zoverre voor dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2004 tot aan de dag der voldoening - tegen de veroordeling tot betaling van de wettelijke rente is geen grief gericht - dient te worden bekrachtigd. In zoverre faalt grief 4 in incidenteel appel.
Kosten onderzoeken door Sûreté (producties 26 en 27 bij dagvaarding van 23 juni 2004)
12.15.
Dit betoog gaat niet op. Dat de schadevergoedingsvordering van Façade in het kader van onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS - ook in hoger beroep - slechts voor een deel toewijsbaar is maakt niet dat Façade in eerste aanleg als de in het ongelijk gestelde partij heeft te gelden en evenmin dat die proceskosten dienen te worden gecompenseerd. De aard van de aansprakelijkheid, onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS als bedoeld onder r.o. 4.9.5. – 4.9.6. van het tussenarrest van 23 november 2010, heeft tot de onderhavige procedure geleid waarin de omvang van de aansprakelijkheid niet licht was vast te stellen. Dat de omvang beperkter is en een lager bedrag aan schadevergoeding wordt toegewezen dan gevorderd, komt gezien de aard van voornoemde aansprakelijkheid voor wat betreft de proceskostenveroordeling in eerste aanleg voor rekening en risico van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS.
12.16.
Nu het hof
in het tussenarrest van 11 oktober 2016 respectievelijk het onderhavige arrest oordeelt dat
- de grieven 1, met de bepaling bij tussenarrest van 11 oktober 2016 dat een deskundige zal worden benoemd, 2, 3, 4, 6, 12, 13 en 14 in principaal appel slagen,
- de grieven 7, 8, 9, 10, 11, 15, 16 en 17 in principaal appel falen,
- grief 5 in principaal appel deels slaagt en faalt als geoordeeld onder r.o. 6.5.9. van het tussenarrest van 11 oktober 2016,
- grief 1 in incidenteel appel deels slaagt, deels faalt en niet kan leiden tot vernietiging van het vonnis van 28 juli 2011 als geoordeeld onder r.o. 6.4.4. van het tussenarrest van
11 oktober 2016,
- grief 2 in incidenteel appel faalt, grief 3 in incidenteel appel in zoverre slaagt als geoordeeld onder r.o. 6.5.21. van het tussenarrest van 11 oktober 2016 en slaagt in die zin als geoordeeld onder r.o. 12.7. hiervoor,
- grief 4 in incidenteel appel deels slaagt en deels faalt als geoordeeld onder r.o. 12.11. en r.o. 12.12. hiervoor en
- grief 5 in incidenteel appel faalt, zal:
- het vonnis waarvan beroep van 28 juli 2011 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen worden bekrachtigd,
- het vonnis waarvan beroep van 28 maart 2013 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen omwille van de duidelijkheid worden vernietigd. Voor de duidelijkheid merkt het hof op dat het oordeel in reconventie niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
en zal het hof opnieuw rechtdoende:
- de vorderingen jegens Silhouette afwijzen;
- [geïntimeerde 1] veroordelen om aan Façade te betalen een bedrag van € 4.539,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 23 juni 2004, tot aan de dag der voldoening;
- [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS hoofdelijk veroordelen om aan Façade te betalen € 70.425,-- en € 25.151,44, deze beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 23 juni 2004, tot aan de dag der voldoening,
- [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS, hoofdelijk veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg, welke aan de zijde van Façade worden begroot op € 70,40 aan dagvaardingskosten, € 4.535,-- aan vast recht, € 5.600,-- aan bijdrage salaris gemachtigde en € 6.000,-- aan door Façade betaald voorschot eerste deskundige,
-Façade veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg jegens Silhouette, welke kosten aan de zijde van Silhouette worden begroot op nihil.
12.17.
Nu partijen Façade enerzijds en [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS anderzijds in hoger beroep zowel in principaal appel als in incidenteel appel over en weer in het ongelijk zijn gesteld zal het hof de proceskosten van het principaal en incidenteel appel tussen hen compenseren. Ten aanzien van de kosten van de deskundige in hoger beroep oordeelt het hof evenwel dat deze voor rekening komen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS. De aard van de aansprakelijkheid, onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS als bedoeld onder r.o. 4.9.5. – 4.9.6. van het tussenarrest van 23 november 2010, heeft tot de onderhavige procedure geleid waarin ook in hoger beroep de omvang van de aansprakelijkheid en de schade niet licht was vast te stellen. Dat voor de begroting van de schade in hoger beroep een deskundige moest worden benoemd dient gezien de aard van de aansprakelijkheid voor rekening van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS te komen. Bij beslissing van 7 februari 2018 is de schadeloosstelling en het loon van de deskundige begroot op € 8.918,91. [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en IBS zullen voor voornoemd bedrag, hoofdelijk, in betaling van dat bedrag veroordeeld worden.
Jegens Silhouette B.V. zal Façade worden veroordeeld in de proceskosten in principaal en incidenteel appel, welke kosten zullen worden begroot op nihil, nu niet is gesteld of gebleken of en in hoeverre door Silhouette B.V. afzonderlijk proceskosten zijn gemaakt.