als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 10 april 2018 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer 3195353/14-4143 gewezen vonnis van 25 februari 2015.
5 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenarrest van 10 april 2018;
-
de akte na tussenarrest van [appellante] ;
-
de akte schorsing rechtsgeding van Warmande;
-
de antwoordakte van [appellante] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.
6 De beoordeling
In het incident
6.1.
De incidentele vordering van Warmande strekt tot het inroepen van schorsing van het onderhavige geding op de voet van artikel 225 lid 2 eerste zin Rv. Warmande stelt daartoe dat haar onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW op basis van een zogeheten activa/passiva transactie is overgegaan naar de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ZorgSaam [vestigingsnaam] B.V., gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats] .
Gelet daarop is volgens haar reden voor schorsing van het onderhavige geding op de voet van artikel 225 eerste lid aanhef en onder c Rv, omdat sprake is van het ophouden van de betrekkingen waarin Warmande het geding voerde (de hoedanigheid van werkgever van [appellante] ) aangezien als gevolg van die transactie de arbeidsverhouding tussen Warmande
en [appellante] met ingang van 1 juli 2018 is geëindigd.
6.2.
[appellante] voert gemotiveerd verweer.
6.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 225, eerste lid, aanhef en onder c Rv is een grond voor schorsing van het geding het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel op een ander, hetzij door een andere oorzaak.
[appellante] heeft niet betwist dat als gevolg van de activa/passiva transactie in de zin van artikel 7:662 e.v. BW de onderneming van Warmande waar [appellante] werkzaam is, per 1 juli 2018 is overgegaan naar ZorgSaam [vestigingsnaam] B.V., zodat het hof hiervan uitgaat. Dit betekent echter niet dat Warmande hierdoor in deze procedure geen formele procespartij meer is. Alleen al, zoals [appellante] terecht aanvoert, omdat Warmande op grond van het bepaalde in artikel 7:663 BW nog gedurende één jaar naast de verkrijger ZorgSaam [vestigingsnaam] B.V., hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, die zijn ontstaan vóór dat tijdstip. Verder volgt uit de enkele activa/passiva transactie van Warmande aan ZorgSaam [vestigingsnaam] B.V. nog niet dat [appellante] Warmande niet meer zou kunnen aanspreken voor de vorderingen van [appellante] uit de jaren vóór 1 juli 2018.
6.4.
De vordering van Warmande zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Warmande worden veroordeeld in de proceskosten.
In de hoofdzaak
6.5.
Het hof constateert dat de zaak reeds tweemaal op de rol heeft gestaan voor antwoordakte na tussenarrest aan de zijde van Warmande. Aan haar zal nog eenmaal een korte termijn worden gegund om die antwoordakte te nemen, ambtshalve peremptoir. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
7 De beslissing
Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van Warmande af;
veroordeelt Warmande in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van [appellante] worden begroot op € 1.074,-- (1 punt liquidatietarief II) aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 20 november 2018 voor antwoordakte aan de zijde van Warmande, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 november 2018.
griffier rolraadsheer
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: