Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader tot vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [plaats 1] dient te worden toegewezen en het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op [basisschool 2] te [plaats 2] dient te worden afgewezen.
Partijen zijn in het ouderschapsplan een coöuderschapsregeling overeengekomen waarbij ieder van hen [minderjarige] evenveel tijd bij zich heeft. Partijen hebben deze afspraak gemaakt op het moment dat de moeder al in [plaats 2] woonde, althans duidelijk was dat zij daar zou gaan wonen. Het hof neemt bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken dan ook de huidige zorgregeling als uitgangspunt.
De moeder heeft momenteel geen betaald werk buitenshuis en zij heeft een partner. De vader heeft een baan en is alleenstaand. De vader heeft gesteld dat hij in de huidige situatie zijn werktijden heeft kunnen afstemmen op de schooltijden van [minderjarige] en dat hij zijn werk niet kan combineren met het naar school brengen en van school ophalen van [minderjarige] ingeval [minderjarige] naar de basisschool in [plaats 2] zou gaan. De moeder heeft deze stellingen van de vader in die zin weersproken dat de vader volgens haar flexibeler met zijn werktijden kan omgaan en voorschoolse opvang in [plaats 2] kan regelen. De stelling van de vader dat hij zijn werktijden niet zo kan aanpassen dat hij [minderjarige] op de dagen dat hij bij de vader is, niet zelf naar school kan brengen, komt het hof aannemelijk voor. Voorts staat blijkens de bestreden beschikking vast, dat de vader geen gebruik van de voorschoolse opvang hoeft te maken op dagen dat [minderjarige] bij hem is en naar [basisschool 1] in [plaats 1] gaat, in tegenstelling tot wanneer [minderjarige] naar de [basisschool 2] in [plaats 2] zal gaan.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van het hof de uitvoering van de huidige, door de ouders zelf afgesproken, zorgregeling het meest gewaarborgd indien [minderjarige] naar de basisschool in [plaats 1] gaat.
Hierbij komt dat naar het oordeel van het hof niet is gebleken dat andere belangen van [minderjarige] zich verzetten tegen een keuze voor de huidige basisschool in [plaats 1] . De vader heeft onweersproken verklaard dat het met [minderjarige] goed gaat op school.
Het argument van de moeder dat [minderjarige] naar de school dient te gaan die is gelegen bij de ouder die de meeste zorg over hem heeft snijdt geen hout, nu sprake is van een situatie van bij helfte gedeelde zorg voor [minderjarige] (co-ouderschap).
Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat het belang van de vader en [minderjarige] om hem in te schrijven op de basisschool in [plaats 1] op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op een basisschool te [plaats 2] . De door de moeder geschetste belemmeringen die zij ervaart bij het wegbrengen en halen van [minderjarige] naar de school in [plaats 1] , zijn begrijpelijk maar wegen niet op tegen de daartegenover staande belangen van de vader en [minderjarige] .