Naar het oordeel van het hof heeft [Detachering] aldus voldoende gedaan om [appellant] zodanig te begeleiden dat hij op enig moment als hypotheekadviseur of financieel adviseur kon worden gedetacheerd. Gebleken is dat [appellant] de capaciteiten daarvoor mist.
Het hof wijst ter onderbouwing daarvan allereerst op het feit dat, hoewel [appellant] negen maanden een junior-functie bij de Rabobank heeft vervuld, deze overeenkomst voortijdig door de Rabobank is beëindigd. De Rabobank heeft daarbij aangegeven dat de resultaten zowel kwantitatief als kwalitatief achterbleven op de doelstelling, dat [appellant] steeds beterschap beloofde en dat met hem is afgesproken dat hij drie maanden de tijd kreeg om te verbeteren maar dat dit niet is gelukt. Daarbij is van belang dat het hier enkel een opstapfunctie betreft naar de senior functie van erkend hypotheekadviseur.
Het hof wijst voorts op het feit dat [appellant] , ondanks aansporing daartoe en focus daarop in de voortgangsgesprekken, niet in staat is geweest om zich voldoende te profileren bij de relaties van [Detachering] . Zo is [appellant] bij e-mail van 5 oktober 2016 erop aangesproken dat zijn LinkedIn-profiel nog steeds niet op orde was, dat er geen terugkoppeling was van zijn sociale media-activiteiten en van zijn fysieke netwerkactiviteiten. Dit terwijl aandacht voor sociale media onderdeel was van het traject dat met [appellant] besproken was en is vastgelegd in een e-mail aan hem van 22 juli 2015. Zo wilde [appellant] niet aanwezig zijn bij het evaluatiegesprek met de Rabobank met betrekking tot zijn laatste opdracht en heeft hij pas vier maanden na beëindiging van deze opdracht voor het eerst contact opgenomen met de afdeling Matching. Zo is komen vast te staan dat, ondanks het feit dat er in de tweede helft van 2016 veel vraag is geweest naar assistenten, [appellant] door de Rabobank niet werd “gevonden”. Tenslotte acht het hof in dit verband van belang dat [manager detachering] in de laatste fase van de begeleiding met [appellant] had afgesproken dat laatstgenoemde collega’s zou gaan benaderen met de vraag of hij mocht meelopen om zodoende ervaring als adviseur op te doen, maar [appellant] , zo heeft hij ter gelegenheid van het pleidooi verklaard, heeft niet aan [manager detachering] teruggekoppeld dat collega’s hem, [appellant] , niet in staat stelden om mee te lopen om die ervaring op te doen. Uit voormelde feiten en omstandigheden vloeit voort dat, ondanks de door [Detachering] geboden begeleiding, [appellant] zich niet althans onvoldoende heeft ingespannen om zich als te detacheren hypotheekadviseur te ontwikkelen.
Het functioneren van [appellant] in 2016 heeft [Detachering] in februari 2017 dan ook - hof: terecht - als slecht beoordeeld.