als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 18 april 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer 3950927\ CV EXPL 15-2653 gewezen vonnis van 14 oktober 2015. Partijen worden hierna respectievelijk [appellante] en [geintimeerde] genoemd.
5 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenarrest van 18 april 2017;
-
het proces-verbaal van de enquête van 27 juni 2017;
-
het proces-verbaal van de enquête van 18 september 2017.
Partijen hebben geen akte na enquête genomen. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.
6 De verdere beoordeling
6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellante] toegelaten om feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat zij:
- met [geintimeerde] een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor 20 uren per week en wel van maandag tot en met vrijdag van 9:00 tot 13:00 uur;
- op maandag tot en met vrijdag telkens vier uren heeft gewerkt.
6.2.
[appellante] heeft twee getuigen doen horen, mw. [getuige 1] en dhr. [getuige 2] .
[getuige 1] kan zich heel weinig herinneren over de werktijden van [appellante] en heeft niets verklaard over de omvang van het aantal uren in de arbeidsovereenkomst tussen [geintimeerde] en [appellante] . Haar verklaring draagt derhalve niets bij aan het bewijs.
[getuige 2] verklaart dat hij de arbeidsovereenkomst tussen [appellante] en [geintimeerde] nooit heeft gezien. Hij herinnert zich dat [appellante] vier dagen per week werkte. [appellante] begon dan voordat [getuige 2] er was. [getuige 2] begon om 11:00 uur en volgens hem startte [appellante] om een uur of 10:00. [appellante] werkte dan tot 14:00 uur, soms wat langer. Op een vaste doordeweekse dag was ’t Gouden Haantje gesloten. Op die dag werkte [appellante] ook niet. [appellante] werkte ook wel eens in het weekend, maar de tijd verschilde dan; soms stopte ze dan eerder, omdat er ook een andere parttimer was, aldus [getuige 2] . [getuige 2] verklaart verder dat het salaris wekelijks werd uitbetaald, dat hij nooit van [appellante] heeft gehoord dat ze nog salaris tegoed had van [geintimeerde] en dat hij zich niet herinnert dat er een discussie is geweest tussen [appellante] en [geintimeerde] over het niet krijgen van salarisspecificaties.
6.3.
Het hof acht [appellante] niet geslaagd in het te leveren bewijs. Geen getuige verklaart iets te weten over de omvang van de arbeidsovereenkomst. Enkel [getuige 2] verklaart over het aantal uren dat [appellante] werkte. [getuige 2] verklaart dat [appellante] slechts vier doordeweekse dagen werkte (telkens vanaf vóór 11:00 uur tot 14:00 uur of iets later). Voorts acht het hof relevant dat [getuige 2] nimmer van [appellante] heeft gehoord dat zij nog salaris tegoed had, ook niet nadat [getuige 2] bij ’t Gouden Haantje vertrokken was en [appellante] nog wel eens tegenkwam.
6.4.
De slotsom is dat [appellante] niet geslaagd is in haar bewijslevering en dat onvoldoende is gebleken dat [geintimeerde] nog achterstallig loon dient te betalen. Tussen partijen staat immers vast dat [appellante] een bedrag van [geintimeerde] heeft ontvangen van in totaal € 5.484 netto en [appellante] heeft niet, althans onvoldoende gesteld dat [geintimeerde] hiermee niet aan de betalingsverplichtingen jegens haar, zoals vermeld op de salarisstroken (€ 5.212,62 netto), zou hebben voldaan. Ook overigens is dit niet gebleken. Grief 1 faalt.
6.5.
Grief 2 heeft geen zelfstandige betekenis en ziet enkel op de kostenveroordeling in eerste aanleg. Ook die grief faalt.
6.6.
Het voorgaande betekent dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
7 De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van [geintimeerde] , en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geintimeerde] op € 311,-- aan griffierecht en op € 1.264,-- aan salaris advocaat;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, M.E. Smorenburg en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 maart 2018.
griffier rolraadsheer
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: