4.2.
De grieven van de man betreffen:
- de door de rechtbank vastgestelde draagplicht voor de schuld aan [woningstichting] (grief I);
- de inboedel (grief II);
- het doorlopend krediet (grief III);
- de erfenis (grief IV);
Zoals ter zitting nader toegelicht verzoekt de man de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen:
1. primair dat in de onderlinge verhouding tussen partijen de vrouw geheel draagplichtig is voor de schuld aan [woningstichting] van € 9.031,10;
subsidiair dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor deze schuld;
2. dat de inboedelgoederen bij helfte worden gedeeld conform de als productie 5 overgelegde inboedellijst;
3. dat hij zijn persoonlijke bezittingen als kleding, schoeisel, sieraden en verzorgingsproducten van de vrouw dient te ontvangen binnen een door het hof te bepalen termijn;
4. dat de aflossing van het krediet door partijen bij helfte dient te worden gedragen en dat hij, voor zover hij meer dan zijn aandeel zou hebben afgelost, een vordering heeft op de vrouw;
5. dat de door hem ontvangen erfenis aan hem toekomt en dat hij hieruit een vordering heeft op de vrouw,
althans een verdeling vast te stellen die het hof juist acht.