Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
6.1.3.
Naar aanleiding van een tussen partijen gevoerd deelgeschil, waarin de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 24 mei 2012 een beschikking heeft gewezen, hebben partijen in onderling overleg vier deskundigen benoemd en ingeschakeld met als uitkomst de volgende vier rapporten:
1. rapportage van prof. dr. [traumachirurg] , traumachirurg (hierna: [traumachirurg] of de traumachirurg), d.d. 21 oktober 2012, overgelegd in eerste aanleg als productie 3 bij schadestaat
[traumachirurg] komt over het fysiek letsel tot de volgende bevindingen (pag. 5):
“Samenvatting:
Status na ernstig vuurwerkletsel, waarbij er beschadigingen van de rechter hand zijn opgetreden, die conservatief zijn behandeld en niet hebben geleid tot restproblemen. De rechter hand kan normaal gebruikt worden.
Er zijn verwondingen geweest van het gelaat, waarbij het rechter oog verloren is gegaan en een deformiteit van de rechter oogkas is opgetreden. Daarnaast zijn reuk, en daaraan gekoppeld smaak, verloren gegaan.
De verwondingen aan de linker wang zijn na meerdere ingrepen cosmetisch acceptabel hersteld met geringe functionele restklachten (traanafvoer linker oog is verstoord met regelmatig terugkerende irritatie van het linker oog, linker mondhoek asensibel, lichte asymmetrie, zowel passief als bij actief bewegen, linker mondhoek kan niet hermetisch gesloten worden).
De visus aan het linker oog en overige functionaliteit van het linker oog is normaal.
(…)”
Op de vraag of er op zijn vakgebied klachten en beperkingen zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan als het ongeval betrokkene niet was overkomen, antwoordt [traumachirurg] op pagina 8:
“Er zijn op mijn vakgebied geen klachten of symptomen, behoudens de belemmeringen, aangegeven in de rechterknie, die zouden zijn opgetreden als betrokkene het ongeval niet was overkomen. (…)”
2) rapportage van dr. [neuropsycholoog] , neuropsycholoog (hierna: [neuropsycholoog] of de neuropsycholoog), d.d. 27 december 2012, overgelegd in eerste aanleg als productie 4 bij schadestaat
[neuropsycholoog] concludeert omtrent het (psychisch) letsel onder meer het volgende (pag. 5):
“Samenvatting geconstateerde tekorten:
- -
Milde planningstekorten
- -
Tekorten betreffende het korte termijn visueel geheugen
- -
Tekorten betreffende het verdelen van de aandacht
- -
Volledig verlies van reuk / smaak
- -
Pijnsensatie: last hebben van migraine en soms last hebben van een bonzende sensatie aan de rechterzijde van het hoofd
- -
Energieverlies: sneller vermoeid raken na inspanningen, zich niet fit voelen, trager herstellen van inspanningen, slaapproblemen ervaren (waarvoor Lorazepam) en niet uitgerust ontwaken na nachtrust
- -
Emotionele status: met periodes somber gestemd zijn (denkthema: schuldgevoel t.o.v. partner en kinderen, reacties van mensen op straat op uiterlijk), zich lusteloos voelen en sneller geëmotioneerd en geïrriteerd raken. Bij betrokkene is PTSS geconstateerd.”
Op de vraag ‘Wat is de diagnose op uw vakgebied’ antwoordt [neuropsycholoog] op pagina 6 het volgende:
“Cliënt vertoont verschijnselen die passen binnen het kader van PTSS, ook heeft het verlies van het rechteroog een aanhoudende onzekerheid betreffende de eigen fysieke verschijning veroorzaakt. Betrokkene is na het vuurwerkongeval onzekerder geworden wat betreft de eigen fysieke verschijning.”
Op de vragen of en binnen welke termijn er verbetering valt te verwachten antwoordt [neuropsycholoog] op pagina 6 het volgende:
“Een verbetering betreffende de emotionele status is niet uit te sluiten. (…) Daar kunnen geen speculaties over worden gedaan. De een herstelt goed van een PTSS, de ander heeft meer tijd nodig en de ander blijft levenslang aan PTSS gerelateerde klachten houden.”
Op de vraag of er op zijn vakgebied klachten en symptomen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook zouden kunnen zijn ontstaan, als het ongeval betrokkene niet was overkomen, antwoordt [neuropsycholoog] (pag. 7):
“Nee, betrokkene zou geen PTSS hebben opgelopen en ook geen onzekerheid betreffende fysieke presentatie door verlies van het rechteroog.”
3) rapportage van [verzekeringsarts] , verzekeringsarts (hierna: [verzekeringsarts] of de verzekeringsarts), d.d. 3 april 2013, overgelegd in eerste aanleg als productie 5 bij schadestaat
[verzekeringsarts] concludeert op zijn vakgebied onder meer het volgende over de beperkingen en functionele mogelijkheden van [geïntimeerde] (pag. 12):
“(…)
Allereerst beschrijf ik de belemmeringen in de belastbaarheid van betrokkene op niet-gereglementeerde wijze, terwijl in de functionele mogelijkhedenlijst (zie de bijlage) deze belemmeringen op wel-gereglementeerde wijze staan beschreven.
Betrokkene’s tekorten betreffende het verdelen van de aandacht maken dat betrokkene beperkt is ten aanzien van het verdelen van de aandacht. Hij kan de aandacht alternerend richten op een beperkt aantal uiteenlopende informatiebronnen.
Voor wat betreft het zich zaken kunnen herinneren geldt dat betrokkene verbaal aangeboden materiaal normaal kan onthouden, maar dat hij visueel aangeboden materiaal op een benedengemiddeld niveau kan onthouden.
Betrokkene’s sneller dan gemiddeld geestelijk vermoeid raken brengt met zich mee dat betrokkene aangewezen is op werk zonder veelvuldige deadlines en productiepieken en op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is.
In verband met de klachten van snelle vermoeidheid en futloosheid dient betrokkene geen werk te hoeven verrichten dat fysiek zeer sterk belastend is. Ook werk dat geestelijk zeer inspannend is, is om die reden tegenaangewezen.
De door betrokkene’s uiterlijk veroorzaakte terughoudendheid om onder mensen te verkeren maakt dat betrokkene slechts incidenteel met hulpbehoevenden of klanten contact dient te hoeven hebben.
Voor wat betreft het zien geldt dat betrokkene éénogig is. Als gevolg daarvan kan betrokkene geen diepte zien. Het nog aanwezige en op zichzelf goed functionerende linker oog traant erg gauw. Betrokkene dient om die reden niet in een erg koude of tochtige omgeving te hoeven werken en evenmin in stof, rook, gassen of dampen.
Betrokkene kan ondanks de problemen met zien wel autorijden, maar in het donker of bij veel neerslag is het autorijden niet goed mogelijk.
Betrokkene heeft verder geen smaak- of reukvermogen meer sinds het vuurwerkongeval. In verband met betrokkene’s problematiek op cognitief terrein dient betrokkene geen werk te verrichten met nachtdiensten, het verrichten van vroege of late dienst is wel mogelijk voor betrokkene.
Gezien de aanwezige medische problematiek bestaat er op verzekeringsgeneeskundig terrein, mits er in werk volledig rekening gehouden wordt met de in FML aangegeven beperkingen, op zichzelf geen indicatie voor het aangeven van een urenbeperking, noch in uren per dag, noch in uren per week. Wel geldt een urenreductie indien het werk niet volledig compatibel is met de door mij gestelde beperkingen. Hierbij hangt de mate van reductie samen met de mate waarin de belasting in het werk afwijkt van de gestelde beperkingen.
De rechter knie van betrokkene brengt ook beperkingen met zich mee. Deze beperkingen zijn niet als gevolg van het vuurwerkongeval te beschouwen. (…)”
Voor de kritische FML wordt verwezen naar het rapport van [verzekeringsarts] .
4) rapportage arbeidsdeskundig onderzoek van [registerarbeidsdeskundige van Triad] , registerarbeidsdeskundige van Triad (hierna: [registerarbeidsdeskundige van Triad] of de arbeidsdeskundige), d.d. 18 oktober 2013, overgelegd in eerste aanleg als productie 6 bij schadestaat
[registerarbeidsdeskundige van Triad] schrijft over arbeidsdeskundige beperkingen en het verlies aan verdienvermogen onder meer het volgende (pag. 20/21):
“Beantwoording van de vraagstelling
(…)
II Wilt u op basis van het beperkingenprofiel zonder ongeval de vraag beantwoorden:
A of betrokkene met deze beperkingen belemmerd zou zijn c.q. worden in zijn arbeidsprestatie en toekomstperspectief en, zo ja
B wat de resterende verdiencapaciteit is, en
C wilt u dit zoveel mogelijk kwantificeren?
Op basis van de beperkingen zonder ongeval zou betrokkene zijn eigen werkzaamheden, zoals hij die verrichtte voor het ongeval, normaal hebben kunnen voortzetten. De beperkingen zonder ongeval zijn niet relevant voor de functie van ondernemer/verkoper. Als het bedrijf mislukt zou zijn dan zou betrokkene op basis van de beperkingen zonder ongeval ook weer het vroegere werk (verkoper/adviseur verzekeringen, zoals bij Axent) volledig hebben kunnen hervatten.
De beperkingen zonder ongeval hebben geen invloed op de resterende verdiencapaciteit, immers de vroegere werkzaamheden en laatst verrichte werkzaamheden blijven volledig mogelijk. (…)
III Wilt u de vragen onder II beantwoorden op basis van het beperkingenprofiel na ongeval?
Op basis van de beperkingen na ongeval is betrokkene ongeschikt te achten voor de ambulante taken verbonden aan de laatst verrichte werkzaamheden als ondernemer. Dat betekent dus geen verkoopwerkzaamheden (bezoeken van klanten en deals afronden van door andere verkopers bezochte klanten). Betrokkene raakt daardoor voor de verkoop volledig afhankelijk van derden. Het gaat om het wegvallen van een essentiële taak en het is verklaarbaar dat het bedrijf daardoor in een neerwaartse beweging kwam. Vanwege de beperkingen na ongeval is ook een terugkeer in het oude werk (verkoper/adviseur verzekeringen, zoals bij Axent) niet meer mogelijk.
Voor wat betreft het verdienvermogen zonder ongeval verwijs ik naar het NRL-rapport [hof: het NRL rapport uit 2011 dat niet is overgelegd]. Door het NRL is gedegen onderzoek gedaan naar de beschikbare feitelijke gegevens en op basis van deze gegevens zijn scenario’s uitgewerkt voor de would-be situatie.
Uitgaande van de beschikbare gegevens ben ik het eens met de afwegingen en berekeningen van het NRL. Zoals aangegeven in deze rapportage gaat het bij scenario’s om weging van goede en kwade kansen. Dat is het domein van de letselschaderegeling.
Vanuit arbeidskundig oogpunt is duidelijk dat een terugkeer naar de vroegere arbeid in loondienst, met een verdienvermogen van circa € 65.000,-, niet meer mogelijk is.
Voortzetting van het bedrijf was/is ook niet haalbaar, omdat betrokkene vanwege de beperkingen te veel afhankelijk werd van derden, ook op de voor de onderneming cruciale taken. De re-integratiemogelijkheden zijn naar mijn oordeel gering. Dit wordt ook bevestigd door de toekenning van een IVA-uitkering. De resterende verdiencapaciteit is gelijk aan de uitkeringen vanuit IVA en het invaliditeitspensioen.”
Specifiek over de re-integratie mogelijkheden schrijft de arbeidsdeskundige op pagina 17:
“Re-integratie zal in deze casus praktisch gesproken niet mogelijk zijn. Puur theoretisch zijn er wel functies te duiden die betrokkene nog zou kunnen verrichten. Zoals bijvoorbeeld de door het UWV geduide fulltime functie van snackbereider (handmatig). Maar dat is theorie. In de letselschade zal het tot daadwerkelijke re-integratie moeten komen. Ik constateer dan de volgende belemmeringen:
Het werk zal met de fiets of met het OV bereikbaar moeten zijn, omdat autorijden met zware neerslag of in het donker (winterperiode) niet kan.
Het zal moeten gaan om een vrij solistische functie, zonder confrontatie met (steeds nieuwe) mensen. In ieder geval geen direct contact met klanten, patiënten of hulpbehoevenden. De FML sluit direct contact met collega’s niet uit, maar uit het rapport van de verzekeringsarts komt duidelijk het beeld naar voren dat betrokkene in alle opzichten sociaal contact zoveel mogelijk vermijdt.
Het zal moeten gaan om werk waarbij geen bijzondere eisen aan het dieptezien wordt gesteld, zonder veelvuldige deadlines en productiepieken, geen hoog handelingstempo. Geen fysiek of geestelijk zeer inspannend werk. Arbeid die aan al deze eisen voldoet zal in praktisch zin vrijwel onbereikbaar zijn. (…)”