De man voert, kort samengevat, het volgende aan.
De man en de moeder hebben met [minderjarige] tot het incident van 27 september 2016 in gezinsverband samengeleefd. Op genoemde datum is de situatie geëscaleerd, waarbij de moeder en haar ouders zich ernstig hebben misdragen richting de man, waarvan de man ook aangifte heeft gedaan bij de politie. Daarna heeft de man nog contact gehad met [minderjarige] in het kader van de door de voorzieningenrechter vastgestelde voorlopige omgangsregeling. Partijen hebben zich vervolgens nog enige tijd verzoend, maar na een tweede breuk heeft de moeder eenzijdig de omgang tussen de man en [minderjarige] opgeschort. Van september 2017 tot april 2018 heeft de man in voorarrest verbleven. De man vermoedt dat de moeder een aandeel heeft gehad voor de inbewaringstelling van de man. De man meent dan ook dat beide partijen een aandeel hebben gehad in de moeizame onderlinge relatie.
De man betwist dat hij als gevolg van het voorarrest in de omgang met [minderjarige] geen continuïteit en basisvertrouwen kon bieden. Hij was immers nog niet veroordeeld. Het strafproces loopt nog, maar de man ontkent betrokken te zijn bij enig strafbaar feit. Echter, als de continuïteit al in het gedrang is gekomen, heeft de man hier geen invloed op gehad.
Dat de erkenning van [minderjarige] door de man is vernietigd maakt de situatie niet anders. De persoon die volgens de moeder de biologische vader van [minderjarige] is, de heer [naam] , blijkt nu geen enkele rol van betekenis in het leven van [minderjarige] te hebben. Er is dus geen vaderfiguur in het leven [minderjarige] . De man is dit in het verleden altijd geweest, hoewel duidelijk was dat hij niet de verwekker was van [minderjarige] , en hij zou deze rol ook in toekomst graag blijven vervullen door een sociale vader voor hem te zijn. De man zal alles doen wat in zijn macht ligt om een constructieve relatie met de moeder op te bouwen en om de continuïteit van de contactregeling te waarborgen. Gezien de hiervoor omschreven omstandigheden en het feit dat de procedures lang hebben geduurd (waar de man geen invloed op had) kan niet op de man worden afgewenteld dat nu al enige tijd geen contact meer heeft plaatsgevonden tussen hem en [minderjarige] .
De vader betoogt dat er nu geen sprake meer is van spanningen tussen hem en de moeder en dat hij zijn leven weer op de rit heeft. Als het hof een raadsonderzoek nodig acht om de bestendigheid van de huidige situatie te beoordeling, staat de man daarvoor open.