In haar antwoordakte ontkent [geïntimeerde] dat zij de Profijtrekening, gekoppeld aan bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] , heeft verzwegen.
De Profijtrekening is een onderdeel van de betaalrekening bij de ING bank met hetzelfde rekeningnummer. Aanvankelijk had de Profijtrekening de naam “Toprekening”. Na een voorstel hiertoe door de bank, heeft [geïntimeerde] de Toprekening omgezet in de Profijtrekening.
[geïntimeerde] heeft een rekeningafschrift van de betaalrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] , waarop de Profijtrekening was vermeld, overgelegd als productie 13 bij inleidende dagvaarding. Het bestaan van de Profijtrekening is toen door appellant niet ter discussie gesteld. Van een vereiste om € 50.000,-- op de Profijtrekening te storten is haar niets bekend.
In hoger beroep is geen grief aangevoerd die betrekking heeft op het bestaan van de Profijtrekening. Het had op de weg van appellant gelegen om bij het instellen van het hoger beroep inzage te verlangen en niet pas na de laatste akte.
Voor zover het hof van haar verlangt dat zij alsnog afschriften van de Profijtrekening in het geding brengt, is zij daartoe bereid. Zij is in staat om daarmee aan te tonen dat zij geen bedragen op de Profijtrekening heeft gehad en daarmee dus ook geen boedelbestanddelen heeft verzwegen.
[appellant] q.q. suggereert dat de geleende € 200.000,-- (het hof begrijpt gelet op de vordering in eerste aanleg: € 220.000,--) zich mogelijk heeft bevonden op de Profijtrekening. [geïntimeerde] ontkent dit en biedt hiervan bewijs aan.