op het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant,
zittingsplaats Bergen op Zoom, gewezen vonnis in de vrijwaring van 15 november 2017
tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde.
1 Het geding in eerste aanleg (zaak-rolnummer 5806412 CV EXPL 17-1351)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2 Het geding in hoger beroep
2.1.
[appellant] heeft bij exploot van 15 februari 2018 aangezegd van genoemd vonnis in
hoger beroep te komen met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2.
Ter rolle van 27 februari 2018 is de zaak aangebracht en is [geïntimeerde] bij advocaat
verschenen.
2.3
Het hof heeft bij arrest van 17 april 2018 een comparitie van partijen bevolen. Deze comparitie heeft geen doorgang gevonden.
2.4
[appellant] heeft bij memorie van grieven twee grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende [geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] tegen kwijting te betalen al datgene, waartoe [appellant] als gedaagde in de hoofdzaak bij genoemd vonnis ten behoeve van [eigenaar van de hond Lila] is veroordeeld en/of in hoger zal worden veroordeeld, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten.
2.5
[geïntimeerde] heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter met veroordeling van [appellant] in de kosten
3 De beoordeling
3.1.
[appellant] heeft [geïntimeerde] in vrijwaring gedagvaard om te worden veroordeeld tot al hetgeen waartoe [appellant] in de procedure van [eigenaar van de hond Lila] tegen hem wordt veroordeeld. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. Het hof verwijst wat de procedure van [appellant] tegen [eigenaar van de hond Lila] betreft naar hetgeen is overwogen en beslist in zijn arrest van heden in die procedure onder nummer 200.233.816/01. Daarin is het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. [appellant] heeft dus belang bij zijn hoger beroep in de vrijwaring.
3.2.
[appellant] voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter ten onrechte zijn vordering tegen [geïntimeerde] heeft afgewezen.
3.3.
[appellant] is veroordeeld tot schadevergoeding omdat zijn hond de hond Lila van [eigenaar van de hond Lila] heeft aangevallen en verwond. Dit gebeurde op of in de nabijheid van het terrein waarop [geïntimeerde] een hondentraining verzorgde. [eigenaar van de hond Lila] kwam daar met zijn hond omstreeks het tijdstip waarop [geïntimeerde] de training van de hond van [appellant] had beëindigd. Deze hond ontsnapte toen [appellant] – naar de kantonrechter onbestreden heeft vastgesteld - hem al onder zijn hoede had (hij hield de hond vast aan een touw dat hij heeft laten vallen), en de hond wist zich door een klein gat in het hek te wurmen waarna hij de hond Lila van [eigenaar van de hond Lila] aanviel.
3.4.
Uit hetgeen hiervoor onder 3.3 omtrent de toedracht van het schadeveroorzakende gebeuren is vermeld, volgt dat de vordering in vrijwaring geen kans van slagen heeft. Omdat vaststaat dat [appellant] zijn hond al weer aan een touw vasthield, kan aan [geïntimeerde] niet verweten worden dat hij de controle over de hond van [appellant] heeft verloren. Niet valt in te zien op grond waarvan aan [geïntimeerde] kan worden verweten dat deze hond kans zag door een (klein) gat in het hek te kruipen. Daarover heeft [appellant] ook niets aangevoerd. [appellant] betwist niet (voldoende) dat [geïntimeerde] niet op de hoogte was van het gat in het hek. Het enkele feit dat [geïntimeerde] honden trainde op het terrein brengt niet (zonder meer) voor hem een verplichting mee het hek telkenmale te controleren. De directe oorzaak van het ongeval met de hond ligt bovendien in het feit dat [appellant] , als bezitter, de hond niet vasthield.
3.5.
Ook als wordt aangenomen dat [eigenaar van de hond Lila] als gevolg van een fout in de communicatie ten onrechte niet is blijven wachten voordat hij naar het terrein kwam met zijn hond, brengt dit niet mee dat de oorzaak van het ongeval bij [geïntimeerde] komt te liggen. Daartoe ontbreekt een voldoende causaal verband.
3.6.
Het bewijsaanbod van [appellant] heeft niet betrekking op feiten die tot een ander oordeel kunnen leiden en kan daarom worden gepasseerd.
3.7.
Het vonnis van de kantonrechter moet, nu de grieven niet slagen, worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] in de kosten aan de zijde van [geïntimeerde] . Deze kosten worden als volgt begroot:
- griffierecht € 318,00
- salaris advocaat € 759,00.
4 De uitspraak
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van dit hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op deze uitspraak bepaald op een bedrag van € 1.077,00.
Dit arrest is gewezen door mrs O.G.H. Milar, E.J. van Sandick, en A.C. Metzelaar, en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 december 2019.
griffier rolraadsheer
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: