Het geding spitst zich na verwijzing nog slechts toe op de in het kader van grief 4 te beantwoorden vraag of en in hoeverre [geïntimeerde] de schade die [appellante] door die (hierboven onder (iv) weergegeven) wanprestatie heeft geleden, aan haar dient te vergoeden. Het gaat daarbij om de beantwoording van de vraag wat de situatie zou zijn geweest, als [geïntimeerde] geen wanprestatie had gepleegd en zij Mr. De Koning wel had geattendeerd op de kostenopgave van [appellante] .
In zijn brief van 28 februari 2014 schrijft mr. De Koning aan [geïntimeerde] (prod. 1 bij antwoordakte d.d. 8 april 2014):
“(..) Nu de wanprestatie, zoals door het Hof aangenomen, erop ziet dat u mij niet in kennis heeft gesteld van de vordering van [appellante] B.V. ter zake de werkzaamheden van de heer [de bestuurder van appellante] , dient te worden bezien welke de situatie zou zijn geweest, indien u mij hiervan wel op de hoogte zou hebben gesteld
(..)
Mij lijkt het onwaarschijnlijk dat de heer [de client van geintimeerde] [de client die mr. De Koning van [geïntimeerde] had overgenomen, hof] de vordering van [appellante] zou hebben meegenomen in de procedure, want waarom zou hij? Aan moeilijke discussies was immers al geen gebrek. Een moeilijke en dus kostbare discussie over de hoogte van het door [appellante] gevorderde bedrag kon hij dus missen als kiespijn.Daarbij is het rapport van [appellante] in zijn procedure nooit van enige relevantie geweest.
(..)
[de client van geintimeerde] heeft willens en wetens afgezien van een reconventionele vordering in hoger beroep (..) nu hij wist dat [betrokkene] toch niet ging betalen. Dus al hadden Hof en rechtbank de vordering volledig toegewezen, dan nog had [appellante] niets ontvangen.
(..)
Uiteindelijk heeft [de client van geintimeerde] een deel van zijn schade vergoed gekregen in het kader van de regeling die later is getroffen met de verzekeraars van [..] [betrokkene] , uitgevoerd door (..) STL. (..) Nu de dekking zelfs al te gering was om de slachtoffers te kunnen betalen, acht ik de kans dat de vordering van [appellante] zou zijn vergoed door STL nihil.
(..)
Conclusie
Niet aannemelijk is dat de door het Hof vastgestelde wanprestatie van [geïntimeerde] Advocaten BV heeft geleid tot enige schade aan de zijde van [appellante].”
Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de door mr. De Koning in deze brief toegelichte conclusie.
Een afweging van de goede en kwade kansen leidt het hof nu tot het oordeel dat - in het geval dat [geïntimeerde] de kostenopgave met voldoende toelichting zou hebben overgedragen aan mr. De Koning - er geen vergoeding aan [appellante] zou zijn toegekend. Hiermee faalt ook grief 4.