Het hof stelt vast dat blijkens de opname en transcriptie het gesprek op 27 februari 2018 geruime tijd heeft geduurd. Door het verloop van het gesprek - dat zich niet bepaald eenduidig en in rechte lijn heeft ontwikkeld - kunnen partijen zich over en weer op passages beroepen die in hun kraam van pas komen. Aan Horeca [Horeca] kan worden toegegeven dat het er met de citaten in randnr. 114 van haar verweerschrift op lijkt dat [statutair bestuurder] (“ [letter (statutair bestuurder)] ” of “ [naam (statutair bestuurder)] ” in de transcriptie) inderdaad uitlatingen heeft gedaan die op een ontslag op staande voet duiden en ook dat [appellante] (“ [letter (appellante)] ” of “ [naam (appellante)] ”) dat zo begrepen heeft. Maar waar de citaten van Horeca [Horeca] eindigen op blz. 47 van de transcriptie gaat het gesprek daarna nog verder en neemt het een wending die dwingt tot de conclusie dat [statutair bestuurder] , haar zoon [zoon van statutair bestuurder] (ook wel “ [zoon van statutair bestuurder] ”), die kennelijk met instemming van [statutair bestuurder] aan het gesprek deelneemt, en [appellante] overleggen op de vraag van [appellante] “Hoe moet dat verder?” (trans. p. 57). Immers, vervolgens wordt gezegd:
“ [letter (zoon van statutair bestuurder)] : Het is, het vertrouwen is weg met financieen. Heel simpel.
[letter (statutair bestuurder)] : Jij mag niet meer aan het geld komen.
[letter (appellante)] : Nee nou daar hoef ik ook niet aan te komen. Je wijst maar iemand anders aan die dat doet, maar dan kan ik mijn geld terug verdienen.
[letter (zoon van statutair bestuurder)] : Of misschien twee pinautomaten. Ik ga hier even heel goed over nadenken.
[letter (statutair bestuurder)] : Ja dat kan ook twee pinautomaten dat hier niemand (…) meer contant geld aanneemt. Dat er alleen nog maar gepind wordt. En iemand die geen pin heeft.
(…)
[letter (zoon van statutair bestuurder)] : Maar goed daar gaat het niet om, jij bent volstrekt ongeschikt om met contant om te gaan.
[letter (statutair bestuurder)] : Dat kan ze gewoon niet
[letter (zoon van statutair bestuurder)] : Dat is nu wel gebleken. En ik ga dit eens even rustig op mij laten inwerken, en dan eh vervolgens
[letter (statutair bestuurder)] : We komen hier morgen wel even op terug.
(…)
[letter (appellante)] : Wat moet ik morgenvroeg doen? Moet, mag ik werken of
[letter (statutair bestuurder)] : Met je poten van het geld afblijven
[letter (zoon van statutair bestuurder)] : Kom maar gewoon werken dan eh (onverstaanbaar)
[letter (statutair bestuurder)] : (onverstaanbaar)”
(…)
[letter (zoon van statutair bestuurder)] : We zullen het eens rustig laten bezinken, [naam (appellante)] .”
Uit dit gespreksverloop leidt het hof af dat door Horeca [Horeca] uiteindelijk op 27 februari 2018 geen ontslag op staande voet is verleend aan [appellante] . Horeca [Horeca] was kennelijk (eerst) van plan [appellante] te ontslaan, heeft vervolgens aan alternatieven gedacht (pinautomaten/“met je poten van het geld afblijven”) en zich het roosterprobleem van de volgende dag gerealiseerd als [appellante] er niet zou zijn (lees: daadwerkelijk ontslag op staande voet zou worden gegeven). Die voor [appellante] ook als zodanig kenbare afwegingen en verklaringen, leidden ertoe dat Horeca [Horeca] er nog een nachtje over zou slapen (“We komen hier morgen wel even op terug”), en er dus geen beslissing viel op dat moment. De arbeidsovereenkomst werd gecontinueerd: op de vraag van [appellante] “Moet, mag ik werken of ….” , welke vraag impliceert of er wel of geen ontslag op staande voet is, werd immers geantwoord “Kom maar gewoon werken dan.” Uit het feit dat [appellante] de volgende dag daadwerkelijk aan het werk is gegaan in de cafetaria, leidt het hof af dat zij Horeca [Horeca] ook aldus1 heeft begrepen en, gelet op het verloop van het gesprek, zij Horeca [Horeca] zo ook heeft mógen begrijpen.