3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
a. Partijen zijn op 21 augustus 1981 te Hoogeveen met elkaar gehuwd.
Bij beschikking van 2 mei 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat de man aan de vrouw voor levensonderhoud een bedrag van € 600,-- per maand moet voldoen, een en ander overeenkomstig artikel 1 van het convenant.
Voor het overige is in voormelde beschikking bepaald dat de onderlinge regelingen uit het tussen partijen op 18 maart 2011 ondertekende echtscheidingsconvenant als in de beschikking herhaald moeten worden beschouwd.
In het echtscheidingsconvenant zijn partijen (in artikel 1) overeengekomen dat de man, met ingang van de datum van goederenrechtelijke levering van de in artikel 2.1 van het convenant genoemde woning, zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 600,-- per maand. Partijen zijn verder overeengekomen (in artikel 1.2 van het convenant) dat de alimentatie niet onderhevig is aan de wettelijke indexering ex artikel 1:402a Burgerlijk Wetboek (BW), maar alleen wordt verhoogd met een gelijk percentage waarmee het netto salaris van de man tijdens de alimentatieperiode wordt aangepast. De man zal de vrouw desgevraagd ieder jaar schriftelijk opgaaf doen van zijn salaris waaruit kan blijken of er al dan niet sprake is van een indexering van het salaris van de man.
Verder zijn partijen, voor zover thans van belang, in (artikel 1.4 van) het echtscheidingsconvenant het volgende overeengekomen:
“Partijen zijn ervan op de hoogte dat de alimentatieplicht van de man volgens de wettelijke bepalingen (maximaal) 12 jaar duurt, te rekenen vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk. Krachtens artikel 1.1 van dit convenant gaat de verplichting tot het betalen van alimentatie voor de man in op de datum waarop de goederenrechtelijke levering van de in artikel 2.1 genoemde woning na verkoop plaatsvindt.
Partijen komen, in afwijking van de wettelijke alimentatietermijn van 12 jaar, overeen dat de alimentatieverplichting van de man eindigt met ingang van de datum waarop de man met (vroeg)pensioen gaat.”.
In artikel 4 van het echtscheidingsconvenant zijn partijen daarnaast, voor zover hier van belang, overeengekomen dat de door partijen tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken zullen worden verevend conform de in de Wet verevening pensioenrechten na scheiding (de Wvp) opgenomen standaardregeling.
Partijen zijn in het convenant geen niet-wijzigingsbeding overeengekomen.
De echtscheidingsbeschikking is op 20 mei 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
i. Aan de man is, met toepassing van artikel 39a van het Algemeen militair ambtenarenreglement, met ingang van 1 juli 2017 eervol ontslag verleend uit de dienst als militair.