GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.265.725/01
arrest van 17 november 2020
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DHL Supply Chain (Netherlands) B.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
hierna aan te duiden als DHL,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Canon Business Center Oost B.V.,
voorheen: Canon Business Center Zwolle B.V.,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Canon Oost,
advocaat: mr. G.W.J.M. van Mierlo te Nijmegen,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 juni 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 14 maart 2019, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen Canon Oost als eiseres en DHL als gedaagde.
3 De feiten
In dit hoger beroep gaat het hof uit van de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld in het vonnis van 27 juli 2017 (het tussenvonnis) onder 2.1 tot en met 2.4. Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
3.1.
DHL is vervoerder. Canon Oost is dealer van Canon-apparatuur. DHL heeft met regelmaat goederen vervoerd voor Canon Oost en andere Canon-dealers en voor de (niet aan Canon Oost gelieerde) vennootschap die partijen aanduiden als Canon Nederland.
3.2.
Canon Oost heeft in of rond 30 november 2015 DHL opdracht gegeven om Canon-apparaten bij het bedrijf Scania Production Meppel B.V. in Zwolle op te halen. Daarvan zijn twee vrachtbrieven opgemaakt met nummers 70067420 en 70067167 (hierna: de vrachtbrief). De vrachtbrief met nummer 70067420 betrof 15 apparaten. De vrachtbrief met nummer 70067167 betrof 13 apparaten. Op de vrachtbrieven is vermeld dat het 'vervoer geschiedt op de door de Stichting vervoeradres (…) gedeponeerde algemene vervoercondities 1983, laatste versie' (hierna: AVC 2002). Tegelijk moest DHL in opdracht van Canon Nederland nieuwe Canon-apparaten aan Scania afleveren.
3.3.
Het vervoer heeft plaatsgevonden op 3 december 2015. Voor het vervoer zijn twee vrachtwagens gebruikt van het bedrijf Brinks . De ene vrachtwagen werd bestuurd door [chauffeur 1] , met als bijrijder [bijrijder 1] . De andere vrachtwagen werd bestuurd door [chauffeur 2] , met als bijrijder [bijrijder 2] . Scania heeft op die dag diverse Canon-apparaten en tevens door Canon Oost geleverde toners en toner waste bottles aan DHL meegegeven.
De toners en toner waste bottles zijn op een pallet verpakt.
Volgens de handgeschreven aantekeningen op de vrachtbrief 70067420 zijn vier van de vooraf opgegeven apparaten niet meegegeven ('app 1.2.3.4. niet retour eerst nieuw app leveren') en zijn twee apparaten meegenomen die niet op de vrachtbrief waren vermeld. Daarnaast is op de vrachtbrief bij de voorgedrukte tekst 'Aant. toners retour' aangetekend:
'1 pal. div toners'.
Op vrachtbrief 70067167 is met de hand vermeld dat zes apparaten niet zijn meegegeven ('app 1.2.3.4.5.6 niet retour. eerst nieuw app leveren'). Op deze vrachtbrief is niets vermeld over toners.
3.4.
DHL heeft de meegegeven apparaten afgeleverd bij Canon Oost. Daarbij was een medewerker van Canon Oost aanwezig, [medewerker 1] . Bij het afleveren is een vrachtbrief met nummer 70067601 gebruikt. Deze vrachtbrief vermeldt 28 apparaten. Met de hand is aangetekend dat tien apparaten niet zijn afgeleverd ('staan nog bij de klant') en dat twee niet-vermelde apparaten zijn afgeleverd. Bij de voorgedrukte tekst 'Aant. toners retour' is niets ingevuld. Over het afleveren van toners is ook verder niets vermeld. Deze vrachtbrief heeft [medewerker 1] ondertekend.
3.5.
Canon Oost heeft op 12 januari 2016 bij DHL geïnformeerd naar een pallet met toners van Scania. DHL heeft daarop geantwoord dat deze pallet volgens de chauffeur samen met de machines is gelost bij Canon Oost. Canon Oost heeft dit tegengesproken. Over een vergoeding zijn partijen het niet eens geworden.
5 De beoordeling in hoger beroep
5.1.
DHL heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd en een bewijsaanbod gedaan.
Zij heeft geconcludeerd tot het vernietigen van 'het vonnis' van de kantonrechter en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Canon Oost. Daarnaast heeft zij gevorderd dat Canon Oost wordt veroordeeld om aan haar terug te betalen al hetgeen zij ingevolge het eindvonnis aan Canon Oost heeft betaald, met wettelijke rente.
5.2.
DHL heeft in de dagvaarding in hoger beroep gevorderd dat het hof het eindvonnis zal vernietigen. In de memorie van grieven heeft zij gevorderd dat het hof 'het vonnis' van de rechtbank zal vernietigen. De grieven zijn echter gericht tegen zowel het tussenvonnis als het eindvonnis, zodat het hoger beroep zich tot beide vonnissen uitstrekt.
Afleveren toners en toner waste bottles
5.3.
Het hof bespreekt eerst de grieven II, III en V. Deze grieven betreffen de vraag of DHL de toners en toner waste bottles aan Canon Oost heeft afgeleverd.
5.4.
Het hof stelt voorop dat op Canon Oost de last rust om te bewijzen dat de toners en toner waste bottles niet bij haar zijn afgeleverd, omdat zij een beroep doet op de rechtsgevolgen daarvan. Ook de kantonrechter is van deze bewijslastverdeling uitgegaan.
De bewijslastverdeling geldt zowel in het geval het vervoer van de toners en toner waste bottles valt onder de vervoerovereenkomst, als in het geval DHL onrechtmatig heeft gehandeld door de goederen zonder opdracht van Canon Oost mee te nemen en niet aan Canon Oost af te geven. Aan het oordeel van de kantonrechter dat behoudens tegenbewijs is bewezen dat de toners en toner waste bottles niet aan Canon Oost zijn afgeleverd (tussenvonnis rov. 4.4.3) is het hof niet gebonden, in tegenstelling tot wat Canon Oost betoogt. Niet alleen heeft DHL zich in de grieven II en III gekeerd en daarmee gegriefd tegen de overwegingen die de kantonrechter aan het oordeel ten grondslag heeft gelegd, maar ook heeft de kantonrechter met het oordeel geen bindende eindbeslissing gegeven over de bewijswaardering, waaraan het hof zonder grief is gebonden.
5.5.
Anders dan Canon Oost betoogt, kan de vrachtbrief 70067601 geen dwingend bewijs opleveren dat de toners en toner waste bottles niet zijn afgeleverd. Daargelaten dat deze vrachtbrief niet is ondertekend door beide partijen, levert deze vrachtbrief immers geen dwingend bewijs op van hetgeen daarin niet is vermeld, maar slechts van de waarheid van hetgeen daarin wel is vermeld, binnen de grenzen van art. 8:1124 BW, althans art. 6 van de AVC 2002, voor zover deze voorwaarden van toepassing zijn. In de genoemde vrachtbrief is niets vermeld over het afleveren van toners en toner waste bottles. Het voorgaande sluit overigens niet uit dat onder omstandigheden in het kader van de vrije bewijswaardering wel enige betekenis kan toekomen aan het feit dat in een vrachtbrief niet is vermeld dat bepaalde goederen zijn afgeleverd.
5.6.
Voor het bewijs dat de toners en toner waste bottles niet zijn afgeleverd, heeft Canon Oost naast de hiervoor genoemde vrachtbrief gewezen op de verklaringen die [medewerker 1] en [medewerker 2] als getuigen hebben afgelegd. [medewerker 2] is echter niet betrokken geweest bij het lossen en heeft niet gezien wat er werd uitgeladen, zoals blijkt uit zijn verklaring en die van [medewerker 1] . Blijft over de verklaring van [medewerker 1] . [medewerker 1] heeft ontkend dat er een pallet en toners zijn gelost.
5.7.
Tegenover de verklaring van [medewerker 1] staan echter de verklaring die [chauffeur 1] als getuige heeft afgelegd en de schriftelijke verklaringen van [chauffeur 2] en [bijrijder 2] . [chauffeur 1] en [chauffeur 2] waren de chauffeurs van de vrachtwagens waarmee de apparaten, toners en toner waste bottles zijn vervoerd. [bijrijder 2] was bijrijder op de vrachtwagen van [chauffeur 2] . [chauffeur 1] heeft als getuige gedetailleerd de gang van zaken van het inladen, het vervoer en het uitladen beschreven. De pallet met toners stond volgens [chauffeur 1] links achterin de vrachtwagen van [chauffeur 2] , bij de deur. Deze pallet is volgens [chauffeur 1] als eerste gelost en door [medewerker 1] met een heftruck achter het dock gezet.
5.8.
De verklaring van [chauffeur 1] stemt overeen met de schriftelijke verklaringen van [chauffeur 2] en [bijrijder 2] . Het hof mag deze verklaringen als bewijs in aanmerking nemen. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad dienen als grieven te worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd (zie onder meer HR 19-06-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771). DHL heeft weliswaar niet met zoveel woorden een grief gericht tegen de beslissing van de kantonrechter om de verklaringen buiten beschouwing te laten (rov. 2.4 van het eindvonnis), maar uit de memorie van grieven blijkt dat zij voor het bewijs een beroep doet op deze verklaringen. Daarmee heeft DHL ook voor Canon Oost kenbaar bestreden dat de verklaringen voor het bewijs buiten beschouwing moeten blijven, en dit mede ten grondslag gelegd aan haar eis dat de bestreden vonnissen behoren te worden vernietigd.
5.9.
Het hof heeft geen aanleiding om minder waarde toe te kennen aan de verklaringen van [chauffeur 1] , [chauffeur 2] en [bijrijder 2] dan aan die van [medewerker 1] . Concrete aanwijzingen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de schriftelijke verklaringen van [chauffeur 2] en [bijrijder 2] zijn niet gegeven. Dat de verklaringen niet naar waarheid zijn afgelegd, is niet (voldoende) onderbouwd. Canon Oost, op wie de bewijslast rust, heeft overigens ook niet verzocht om gebruik te maken van het aanbod van DHL om [chauffeur 2] en [bijrijder 2] alsnog als getuigen te horen. Van de door Canon Oost beweerde strijdigheid tussen de getuigenverklaring van [chauffeur 1] en de informatie die [chauffeur 1] volgens de e-mail van DHL van 19 april 2016 heeft gegeven (conclusie van antwoord, productie D-7), is alleen sprake als uit die laatstbedoelde informatie blijkt dat de van Scania meegenomen goederen niet rechtstreeks naar Canon Oost zijn vervoerd, maar eerst elders zijn uitgeladen en vervolgens weer ingeladen. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat dit laatste het geval is geweest, zijn echter niet aangedragen. Het kan evenmin worden afgeleid uit de enkele mededeling in de genoemde e-mail dat 'de machines + de pallet toners (zijn) gelost op de expeditie'. Canon Oost heeft geen argument gegeven dat DHL met 'expeditie' in dit geval een depot van DHL op het oog heeft gehad, en niet de laad- en losplaats bij Canon Oost, anders dan alleen een vermeende, met google gevonden taalkundige uitleg, die overigens binnen het vervoer in dit verband niet zonder meer gebruikelijk is.
5.10.
Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat Canon Oost met de verklaring van [medewerker 1] en de alleen door [medewerker 1] ondertekende vrachtbrief niet heeft bewezen dat de pallet met toners en toner waste bottles niet aan haar zijn afgeleverd. De grieven II, III en V treffen in zoverre doel. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van Canon Oost niet toewijsbaar is, omdat deze strekt tot het vergoeden van schade door het niet-afleveren van de toners en toner waste bottles.
5.11.
Ten overvloede overweegt het hof dat Canon Oost slechts recht zou hebben gehad op de vergoeding die is bedoeld in art. 8:1105 BW en is vermeld in art. 13 lid 1 AVC 2002, zoals DHL betoogt in grief I, indien het niet-afleveren van de toners en toner waste bottles wél zou zijn bewezen. Deze vergoeding bedraagt 99 kg x € 3,40. Het hof is namelijk van oordeel dat het vervoer van de toners en toner waste bottles onder de vervoerovereenkomst viel. Daarvoor acht het hof het volgende van belang.
5.12.
Canon Oost had de toners en toner waste bottles aan Scania geleverd voor het gebruik van de Canon-apparaten. Alle Canon-apparaten moesten worden teruggenomen, omdat de overeenkomst voor het gebruik daarvan werd beëindigd. Canon Oost heeft niet gesteld dat Scania nog belang had bij de toners en toner waste bottles, en zij heeft evenmin een deugdelijke reden gegeven waarom de toners en toner waste bottles bij Scania zouden hebben moeten achterblijven. Canon Oost heeft het verder kennelijk aan Scania overgelaten om aan DHL mee te geven wat zij met het oog op het einde van de overeenkomst moest meegeven. Daaronder waren ook apparaten die Canon Oost vooraf niet aan DHL had opgegeven, en Canon Oost heeft er achteraf geen bezwaar tegen gemaakt dat DHL ook die apparaten onder de vervoerovereenkomst heeft vervoerd. Het was voor Canon Oost redelijkerwijs te verwachten dat Scania ook de overbodig geworden toners en toner waste bottles aan DHL zou meegeven of kunnen meegeven, en zij heeft desondanks DHL niet geïnstrueerd om dergelijke goederen - in tegenstelling tot niet vooraf opgegeven apparaten - niet te vervoeren. Canon Oost heeft verder niet concreet gemaakt, door het overleggen van documenten of op andere wijze, dat zij in het verleden niet heeft aanvaard dat DHL zonder uitdrukkelijke opdracht toners en toner waste bottles meenam of dat zij daarvoor telkens uitdrukkelijk opdracht heeft verstrekt. Met name heeft zij nagelaten om met documenten of anderszins te ontzenuwen dat zij in het door DHL als voorbeeld genoemde geval betreffende het ophalen van apparaten bij Bouwbedrijf [bouwbedrijf] op 16 september 2015 (conclusie van antwoord, productie D-1, memorie van grieven nr. 2.11) geen bezwaar heeft gemaakt tegen het gelijktijdige vervoer van toners, zonder dat zij daartoe vooraf uitdrukkelijk opdracht had gegeven. DHL ten slotte heeft de toners en toner waste bottles niet zomaar of bij vergissing meegenomen, maar samen met de apparaten uit handen van Scania aangenomen, tijdens het uitvoeren van de vervoerovereenkomst die zij met Canon Oost had gesloten. Onder deze omstandigheden heeft DHL redelijkerwijs mogen aannemen dat ook het vervoer van de toners en toner waste bottles onder de vervoerovereenkomst viel, en heeft Canon Oost dus te aanvaarden dat dit het geval is. Of ook een generieke 'instructie' vanuit Canon Oost of een andere Canon-vennootschap was gegeven om toners en toner waste bottles mee te nemen, is in dit opzicht niet van betekenis.
5.13.
Het hof tekent hierbij aan dat Canon Oost ook op dit punt een te enge uitleg geeft aan het grievenstelsel. Met het betoog dat het vervoer van de toners en toner waste bottles onder de vervoerovereenkomst viel en het betwisten van de stelling van Canon Oost dat de vervoerde toners en toner waste bottles niet aan Canon Oost zijn afgeleverd, heeft DHL tevens bestreden, zoals ook Canon Oost redelijkerwijs heeft moeten begrijpen, dat sprake is van een onrechtmatige daad.
5.14.
De conclusie is dat ook grief I slaagt.
5.15.
Bij deze stand van zaken behoeft het hof grief IV over een mogelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid van Scania niet meer te behandelen.
5.16.
Partijen hebben op diverse punten bewijs aangeboden. Het hof gaat daaraan voorbij, omdat geen feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.17.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft het hof niet te bespreken. Het kan immers niet tot een andere uitkomst leiden.
5.18.
Het hof heeft Canon Oost in het ongelijk gesteld. De proceskosten in beide instanties komen om die reden ten laste van Canon Oost. Het hof stelt de proceskosten tot heden aan de zijde van DHL als volgt vast:
- kosten getuigen € 25,00
- salaris advocaat € 1.920,00
totaal € 1.945,00
- explootkosten € 81,83
- griffierecht € 2.020,00
- salaris advocaat € 4.173,00 (tarief III, 3 punten)
totaal € 6.274,83
De nakosten stelt het hof vast, zoals hierna in de uitspraak wordt vermeld.
5.19.
De bestreden vonnissen kunnen niet in stand blijven. Het hof zal de vonnissen vernietigen en opnieuw beslissen op de vorderingen van Canon Oost, zoals hieronder wordt vermeld.
6 De uitspraak
6.1.
vernietigt de bestreden vonnissen van 27 juli 2017 en 14 maart 2019;
6.2.
wijst de vorderingen van Canon Oost alsnog af;
6.3.
veroordeelt Canon Oost om aan DHL terug te betalen al hetgeen DHL krachtens het bestreden eindvonnis van 14 maart 2019 aan Canon Oost heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
6.4.
veroordeelt Canon Oost in de proceskosten, aan de zijde van DHL vastgesteld op:
- € 1.945,00 voor de eerste aanleg, tot heden,
- € 6.274,83 voor het hoger beroep, tot heden,
- € 157,00 aan nasalaris advocaat,
deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na heden tot de dag van betaling,
- € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden,
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de dag van betekening tot de dag van betaling;
6.5.
verklaart dit arrest zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, S.C.H. Molin en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 november 2020.