art. 1:4 BW; burgerlijke stand; wijziging voornaam; hof wijst verzoek tot voornaamswijziging toe, nu verzoeker psychisch gebukt gaat onder zijn huidige voornaam.
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/349257 / FA RK 19-3763
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoeker]
,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. W.J. Sleegers.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 oktober 2019.
2 Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 december 2019, heeft [verzoeker] verzocht hem toestemming te verlenen zijn voornaam ‘ [voornaam 1] ’ te wijzigen in ‘ [voornaam 2] ’.
Het hof leest dit verzoek aldus dat [verzoeker] het hof verzoekt de beschikking van de rechtbank te vernietigen en zijn verzoek om wijziging van de voornaam te gelasten zoals bedoeld in artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) alsnog toe te wijzen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2020. Bij die gelegenheid is gehoord:
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. Sleegers.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket, vestiging [vestiging] , en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] zijn opgeroepen als informant, maar zij zijn niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 september 2019;
- de brief van het openbaar ministerie van 5 november 2020, waarin het openbaar ministerie het hof laat weten dat het geen gebruik zal maken van de mogelijkheid tot een schriftelijke reactie op het verzoek van [verzoeker] .
3 De beoordeling
3.1.
Nu [verzoeker] in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op grond van artikel 10:20 BW is Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
3.2.
[verzoeker] staat - voor zover hier van belang - met de volgende gegevens in de Basisregistratie Personen geregistreerd:
Voornamen: [voornaam 1] ,
Familienaam: [familienaam] ,
Geboortedatum: [geboortedatum] 1984,
Geboorteplaats: [geboorteplaats] , Somalië.
Bij Koninklijk Besluit van 5 augustus 2009 is aan [verzoeker] , geboren te [geboorteplaats] , Somalië, op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats] , het Nederlanderschap verleend, waarbij de geslachtsnaam is vastgesteld als ‘ [geslachtsnaam] ’ en de voornaam als ‘ [voornaam 1] ’.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van [verzoeker] om zijn voornaam van ‘ [voornaam 1] ’ te wijzigen in ‘ [voornaam 2] ’ afgewezen.
3.4.
[verzoeker] kan zich met deze beschikking niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
[verzoeker] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aan.
[verzoeker] is in 2004 gevlucht vanuit Somalië naar Nederland. Hij wil zijn voornaam ‘ [voornaam 1] ’ laten wijzigen in ‘ [voornaam 2] ’, omdat iedereen hem zo noemt en hij alleen onder deze naam bekend is in zijn omgeving. Bovendien is aan zijn voornaam [voornaam 1] een zeer negatief verhaal verbonden. [verzoeker] is vernoemd naar een man [man] die aanvankelijk een goede vriend was van de vader van [verzoeker] . Tijdens de oorlog in Somalië ging deze [man] zich misdragen jegens de vader van [verzoeker] . [man] mishandelde de vader van [verzoeker] geestelijk en lichamelijk en hij dreigde de familie van [verzoeker] met wapengeweld. De vader van [verzoeker] werd ook afgeperst. Door zijn vlucht naar Nederland wist [verzoeker] aanvankelijk van niets. Hij heeft pas in 2012 toen hij weer in Somalië was, vernomen van het gedrag van de vermeende vriend [man] . Hij heeft hierdoor een trauma opgelopen en sindsdien veel stress en gezondheidsproblemen ondervonden, onder meer een gezichtsverlamming. Dit wordt bevestigd door een verklaring van de huisarts.
Vanwege het voorgaande wil [verzoeker] de naam [voornaam 1] niet meer dragen. Ook de familie van [verzoeker] heeft veel moeite met die naam. Na wijziging van zijn voornaam kan [verzoeker] weer verder met zijn leven.
De ouders van [verzoeker] hadden hun zoon eigenlijk de voornaam [voornaam 2] willen geven. Dat heeft [verzoeker] van zijn moeder gehoord. Vandaar dat hij nu graag deze naam wil dragen.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Artikel 1:4 lid 4 BW bepaalt dat de rechter wijziging van de voornamen kan gelasten op verzoek van de betrokken persoon of diens wettelijk vertegenwoordiger.
Volgens vaste rechtspraak dient voor een wijziging een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan.
3.6.2.
Het hof acht, mede gelet op de door [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichting en de inhoud van de overgelegde stukken, een voldoende zwaarwichtig belang aanwezig om de verzochte wijziging van de voornaam van [verzoeker] te gelasten.
Het hof begrijpt dat [verzoeker] psychisch gebukt gaat onder de voornaam [voornaam 1] en dat het wijzigen van zijn voornaam, waarmee [verzoeker] en zijn familie zeer negatieve associaties hebben, voor [verzoeker] een middel is om weer verder te kunnen gaan met zijn leven. De door [verzoeker] gewenste voornamen zijn namen die zijn ouders aanvankelijk voor hem hadden gekozen.
Het is het hof niet gebleken dat de door [verzoeker] gewenste voornamen ongepast zijn in de zin van artikel 1:4 lid 2 BW of dat deze overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen.
Verder zijn door het openbaar ministerie geen bezwaren geuit tegen de verzochte wijziging.
3.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de beschikking waarvan beroep zal vernietigen en het verzoek om de voornaam te wijzigen, alsnog zal toewijzen.
4 De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 oktober 2019,
en opnieuw rechtdoende:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage de voornaam van [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , Somalië, te wijzigen van [voornaam 1] in [voornaam 2] , zodat verzoeker in hoger beroep komt te heten: [verzoeker] ;
bepaalt dat de griffier, niet eerder dan drie maanden na heden en slechts indien geen beroep in cassatie is ingesteld, een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage dient te zenden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, J.C.E. Ackermans - Wijn en J.F.A.M. Graafland -Verhaegen en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: