Het hof is van oordeel dat de omstandigheden die de man heeft aangevoerd geen relevante wijziging van omstandigheden betreft die een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de man rechtvaardigt. Immers, vaststaat dat de man en de vrouw op
28 februari 2014 een overeenkomst hebben gesloten waarin zij (onder meer) zijn overeengekomen dat de man met ingang van 1 maart 2014 een bedrag van € 750,- bruto per maand aan partneralimentatie aan de vrouw zal voldoen voor iedere maand waarin de man op enigerlei wijze inkomen genereert. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt dat alleen het feit dat de man op enigerlei wijze inkomen genereert, bepalend is voor het vaststellen van de hoogte van de partneralimentatie. Mocht de man in het geheel geen inkomen meer ontvangen, dan is hij geen alimentatie verschuldigd, aldus de overeenkomst. Dit was – zoals tijdens de mondelinge behandeling bij het hof besproken – ook de bedoeling van / de betekenis van de tekst voor partijen. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven dat de man akkoord is gegaan met een door hem te betalen partneralimentatie van € 750,- en dat de schuld van € 100.000,- geen onderwerp van bespreking is geweest. Ook heeft de vrouw aangegeven niet bekend te zijn met enige huwelijkse schulden. De vrouw heeft aangegeven destijds een voorstel te hebben gedaan voor een door de man te betalen bedrag aan partneralimentatie van € 750,- om rust te krijgen en van alle procedures af te zijn. De man heeft vervolgens tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven de regeling waarbij partijen € 750,- aan partneralimentatie zijn overeengekomen als positief en een verbetering te hebben ervaren, aangezien de man op grond van de vorige procedure een alimentatieverplichting had van bijna € 2.000,- per maand. De man wil met het door hem ingediende verzoek (in eerste aanleg en nu in hoger beroep) bereiken dat hij niet langer gehouden is de overeengekomen partneralimentatie te voldoen en hij beroept zich daartoe op (in zijn ogen gewijzigde) omstandigheden. Het betreffen echter omstandigheden die blijkens de overeenkomst en hetgeen partijen daarover hebben gezegd, niet bepalend zijn geweest voor de vaststelling van de partneralimentatie. Immers hieruit blijkt, zoals gezegd, dat alleen het feit of de man inkomen genereert maatgevend is voor wat hij aan de vrouw aan partneralimentatie verschuldigd is. Het had dan ook op de weg van de man gelegen, gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, aan te geven dat met de door hem gestelde (gewijzigde) omstandigheden destijds zodanig rekening is gehouden dat zij geacht moeten worden aan de vaststelling van de alimentatie ten grondslag te hebben gelegen. De man heeft dit nagelaten. Hoewel de man in de procedure in hoger beroep stelt dat de schulden van € 100.000,- al bij de stukken in 2014 waren opgenomen en in die zin ook zijn meegenomen in de € 750,- die partijen zijn overeengekomen, blijkt dit echter niet uit de tekst van de overeenkomst, en wordt dit ook niet door de man of de vrouw ter zitting bevestigd. Ook van de overige door de man gestelde lasten of de behoeftigheid van de vrouw blijkt niet dat zij onderdeel zijn geweest van de overeenkomst waarin partijen een bedrag van € 750,- aan partneralimentatie zijn overeengekomen.
De door de man gestelde wijziging van de omstandigheden is dan ook niet relevant en kan niet leiden tot de door de man gewenste herberekening van de partneralimentatie.
Voor zover de man voorts bedoeld heeft een beroep te doen op artikel 1:401 lid 5 BW, waarin is bepaald dat een overeenkomst betreffende levensonderhoud kan worden gewijzigd indien zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven, kan ook dit de man niet baten. De man heeft immers tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven uit te gaan van de overeenkomst in 2014 en achter de afspraak te staan dat toen een bedrag van € 750,- aan partneralimentatie is afgesproken. Dat er sprake zou (kunnen) zijn van grove miskenning van de wettelijke maatstaven ten tijde van het aangaan van de overeenkomst is dan ook niet aan de orde.