In eerste aanleg heeft [appellant] onder meer het navolgende aangevoerd.
Het perceel waarop [appellant] beslag wenst te leggen was gezamenlijk eigendom van [betrokkene] en [appellant] . Bij notariële akte van 21 september 2020 is het perceel geleverd aan de Stichting, waarbij [betrokkene] mede heeft geleverd namens [appellant] op grond van een verstekvonnis gewezen in kort geding van 10 augustus 2018.
[appellant] stelt tot kort voor zijn verzoekschrift in eerste aanleg niet op de hoogte te zijn geweest van voormeld verstekvonnis en voormelde levering van het perceel bij notariële akte. Hij stelt tijdig verzet ingesteld te hebben tegen het verstekvonnis.
[appellant] stelt dat de notariële akte van levering niet tot een rechtsgeldige althans
onvoorwaardelijke eigendomsverkrijging door de Stichting heeft geleid, omdat een
voorlopige voorziening in kort geding geen nadeel kan toebrengen aan de zaak ten
principale. Bovendien is de eigendomsverkrijging door belanghebbende van latere datum
dan die van [appellant] .
[appellant] stelt een vordering te hebben op de Stichting tot wijziging van de
tenaamstelling althans (terug)overdracht in eigendom aan [appellant] .