Zaaknummer eerste aanleg: C/03/279420 / FA RK 20-2298
in de zaak in hoger beroep van:
[de man]
,
wonende te
[woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.W.J.M. van Bree,
tegen
[de vrouw]
,
wonende te
[woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.C.J. van Pol.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 23 juni 2021, is de man in hoger beroep gekomen tegen voormelde beschikking.
2.2.
Op 12 juli 2021 heeft het hof vernomen dat partijen willen trachten om door middel van mediation hun geschil te beslechten. In afwachting van de uitkomst van de mediation heeft het hof de procedure aangehouden.
2.3.
Het hof heeft vervolgens kennisgenomen van de inhoud van:
-
het V9-formulier met bijlage van de advocaat van de man van 17 september 2021;
-
het V9-formulier van de advocaat van de vrouw van 17 september 2021.
3 De beoordeling
3.1.
Uit voornoemde V9-formulieren van 17 september 2021 blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt, welke overeenstemming zij hebben vastgelegd in een door hen beiden op 12 augustus 2021 ondertekende vaststellingsovereenkomst.
Aan het hof is verzocht de tussen partijen gemaakte afspraken vast te leggen door voornoemde overeenkomst integraal op te nemen en deze overeenkomst aan de beschikking te hechten.
3.2.
Het hof zal aan dit verzoek voldoen, met dien verstande dat de vaststellingsovereenkomst aan deze beschikking zal worden gehecht, doch enkel hetgeen door partijen aan het hof ter beoordeling is voorgelegd in het dictum zal worden opgenomen. Hetgeen partijen daarnaast zijn overeengekomen bindt hen wel, maar leent zich niet voor opneming daarvan in het dictum van deze beschikking.
3.3.
Het vorenstaande brengt met zich dat de beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd, met uitzondering van hetgeen daarin is overwogen ten aanzien van de proceskosten.
4 De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 maart 2021, met uitzondering van hetgeen daarin is overwogen ten aanzien van de proceskosten,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de echtscheidingsbeschikking van 21 mei 2014 van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, en het daaraan gehechte echtscheidingsconvenant van 7 april 2014, voor zover het de partneralimentatie betreft;
stelt de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 september 2021 op nihil;
bepaalt dat de door partijen op 12 augustus 2021 ondertekende vaststellingsovereenkomst deel uitmaakt van deze beschikking en verzoekt de griffier een kopie daarvan aan deze beschikking te hechten;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: