De man voert in zijn verweerschrift en aangevuld ter mondelinge behandeling aan dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat zijn tweede huwelijk naar Somalisch recht rechtsgeldig tot stand is gekomen.
Er is door de ambtenaar geen juridische onderbouwing gegeven voor de noodzaak van een onderzoek door het Bureau Documenten van de IND. Bovendien wordt op grond van artikel 10:31 lid 4 BW een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn indien de huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Bij het ontbreken van een huwelijksverklaring zal de rechter zelfstandig beoordelen op basis van feiten en omstandigheden en bewijsstukken van het concrete geval of aan de materiele voorwaarden en vormvoorschriften van het (buitenlands) recht is voldaan. De rechtbank heeft aldus bij gebreke van een huwelijksverklaring aan de hand van de door de man overgelegde stukken alsmede zijn verklaring kunnen overwegen dat voldoende aannemelijk is dat het tweede huwelijk van de man naar Somalisch recht rechtsgeldig in 1985 is gesloten. De man stelt dat een onderzoek naar de door hem overgelegde documenten geen zin heeft nu reeds vaststaat dat de documenten uit Somalië in beginsel niet worden erkend. De man heeft evenwel met aanvullende documenten aangetoond dat wel degelijk sprake was van een huwelijk tussen hem en de moeder en op basis van artikel 10:31 BW en de door de vader overgelegde stukken heeft de rechtbank kunnen overwegen dat voldoende aannemelijk is dat het tweede huwelijk van de man naar Somalisch recht rechtsgeldig in 1985 is gesloten.
Het is voor de man ook niet mogelijk om nog andere documenten over te leggen nu door de Somalische Burgeroorlog alle documenten verloren zijn gegaan.
Omdat de kinderen zijn geboren na de naturalisatie van de vader, beschikte hij op dat moment al niet meer over een naamsketen. Zijn officiële namen zijn thans [de man] . Deze namen zijn opgenomen in de geboorteakten van de kinderen. Dit argument van de gemeente gaat derhalve niet op. Tot slot betwist de man dat hij zijn tweede huwelijk heeft verzwegen bij zijn immigratieprocedure.
Met betrekking tot de tweede grief geeft de man aan dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de kinderen reeds twee juridische ouders hebben. De man wijst op Tekst & Commentaar bij artikel 10:32 BW waarin wordt overwogen dat in het buitenland gesloten polygame huwelijken niet in aanmerking voor erkenning komen als zij zijn gesloten op een moment dat een relevant raakpunt met de Nederlandse rechtsorde bestond. Op het moment dat de man met de moeder trouwde in 1985 was daarvan geen sprake.
De man acht voorts analoge toepassing van de door de gemeente aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad niet aan de orde. Dit aangezien het in die uitspraak enkel gaat om het ontvallen van het polygame karakter van een huwelijk en niet over de gevolgen van het Nederlanderschap voor de erkenning van het buitenlandse huwelijk.
Bovendien was er in deze uitspraak sprake van een polygaam huwelijk dat gesloten is op het moment dat belanghebbende al de Nederlandse nationaliteit bezat, terwijl dat in de onderhavige zaak niet aan de orde is.
Er is derhalve geen sprake van een situatie waarin de erkenning van het huwelijk onverenigbaar is met de openbare orde en dit betekent dat er reeds een familierechtelijke band is ontstaan tussen de kinderen en de man en dat hij hun juridische vader is.
Dat de man later alsnog de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, doet daar niets aan af.